Vanaf mijn twintigste ging ik echt in
de bijbel lezen. Met ‘echt’ bedoel ik: in het geloof dat Jezus leeft en tussen
de regels van de bijbel door contact met mij wil hebben. Dat was destijds voor
mij een volkomen nieuwe gedachte die stukje bij beetje ging leven. Eerlijk
gezegd had ik tot dan toe nog nooit voor mezelf in de bijbel gelezen. Ik had de
verhalen uit de kinderbijbel gehoord en mijn vader las dagelijks voor uit de
bijbel na het avondeten. Sommige verhalen moet ik tientallen keren gehoord
hebben. Maar nadat ik ‘ja, ik wil graag een relatie met U hebben, ik wil U
volgen’ uitgesproken had begon ik nieuwsgierig te worden. Had Jezus destijds
aan zijn volgelingen opdrachten gegeven die nu ook nog voor mij golden?
‘Weid mijn schapen, hoed mijn
lammeren’, zei Jezus
tegen Petrus. Daar kon ik me wel iets bij voorstellen: ’Zet je in voor andere
volgelingen’, concludeerde ik en om die reden ging ik vaker naar de kerk want daar
kon ik andere volgelingen ontmoeten.
Verder kocht ik een schrift waar ik elke dag iets opschreef dat me geraakt had
in de bijbel. Ik las dat Paulus na zijn bekering bad: ’Heer, wie bent U en wat
wilt U dat ik doe?’ en die twee vragen zette ik bovenaan de pagina van een nieuwe
dag. Ik voelde dat ik nog maar zo weinig wist van wie Jezus echt is. Dan las ik
een stukje in de bijbel (ik ging gewoon door een bepaald Bijbelboek heen) en
probeerde antwoord op die twee vragen te vinden. En dat doe ik nog steeds. Soms
heel nauwgezet, dag voor dag. Ander keren af en toe. Maar steeds voelt het
alsof ik Jezus echt ontmoet en als ik ga doen wat Hij vraagt verwonder ik me
altijd weer.
Momenteel lees ik in Handelingen en
deze week stuitte ik op Handelingen 10, het verhaal van Cornelius die Petrus
uitnodigt nadat hij een visioen kreeg. (Petrus die toevallig - maar toeval
bestaat niet bij God - net gehoord had dat hij zich voor heidenen moest
openstellen.) Dat verhaal heb ik al zo vaak gelezen dat ik het bijna wilde
overslaan. Gelukkig deed ik dat niet en wat me deze keer raakte was dit: ’Cornelius
was een gelovig man die veel geld aan het volk gaf en geregeld tot God bad.’
En nu denk ik daar al heel veel dagen over na: Hoe geregeld bid ík tot God en
hoeveel geef ík weg aan de armen? Handel ik werkelijk als een echte apostel?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten