Het
tuinseizoen is aangebroken en dat werkt goed op mijn gemoed. Ik ben nou eenmaal
dol op wieden en schoffelen, zaaien en planten. Het komt door mijn genen, mijn
vader was ook altijd bezig in zijn tuin. Dat was zijn zesde dochter, hij was
dol op haar. Ik begin langzaam te begrijpen waarom: de tuin zegt nooit iets
terug, is altijd stilletjes aanwezig, is nooit saai maar verandert van seizoen naar
seizoen. Onze tuin kleurt nu hemels van de rankje blauwe druifjes waartussen
een paar groepjes stoere tulpen zich laten gelden. De hortensia’s beginnen
groen uit te lopen, de dahlia’s laten nog op zich wachten, net zoals de
stokrozen en de Agapanthus. Als ik om de een of andere reden nooit meer op
vakantie zou kunnen gaan, dan is er altijd nog de tuin. Tuinieren heeft iets
therapeutisch. Daar kan niets tegenop. Het doet meer met me dan een goed
gesprek of een mooie kerkdienst.
Tuinieren
als therapie zonder dat er een therapeut aan te pas komt. Ligt hier een markt?
Het is in elk geval voordelig, dat kan van een psycholoog of een therapeut niet
gezegd worden. Tuinieren als therapie zonder dat er een gesprek -de meest voorkomende behandelingsvorm
van een therapeut - aan te pas komt. Hoe
kan dat? Waarom heeft werken in de tuin, wroeten met je handen in de aarde,
zo’n helende werking, niet alleen op mij maar op heel veel mensen? Ik voel me
altijd een beetje meer mens na een paar uurtjes in de tuin.
Zoals heel vaak kwam het
antwoord uit iets dat ik in de bijbel las: Psalm 19, een gedicht van David over
de schepping.
‘Niet zoals mensen
spreken. Geen stemgeluiden, geen taal, zwijgen is het, sprakeloze stilte: tot
aan de randen van de aarde weerklank van stilte.’*
Als ik tuinier mag ik
met God zelf in gesprek zijn, een gesprek zonder woorden, in het aller diepste
van mijn ziel. Terwijl ik onkruid wied en kleine zaadjes in de grond stop hoor
ik Hem bijna fluisteren: ’Wees niet bang, nergens voor, Ik ben er immers ook en
Ik ben aan het werk, dat zie je toch. Van de Agapanthus zijn alleen nog groene
sprieten zichtbaar. Maar Ik werk, het zullen grote sierlijke planten worden.
Vrees niet mensenkind, maar werk met Mij mee. Ik Zelf doe het grootste werk.’
(*vers 4, 5 vertaling
Huub Oosterhuis)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten