maandag 24 september 2018

Gluren (bij de buren)


Ik ben een echte Nederlander. Hoe ik daarbij kom? Ik houd van “gluren bij de buren”. In Nederland kun je dat doen zonder dat het heel erg opvalt. Simpelweg omdat er rond de huizen geen hoge muren staan (zoals in Kenia) en veel mensen de gordijnen open hebben ’s avonds. Ik vind het altijd leuk om te zien hoe het huis van iemand anders er van binnen uitziet. De mensen in de Westereen zijn gastvrij, ik heb dus al veel gezien.

Er is ook een andere vorm van gluren: gluren in iemands karretje in de supermarkt. Dat kun je helemaal doen zonder dat het opvalt. Ik vind het altijd bere interessant om te zien wat iemand anders koopt. Vaak brengt me dat op een idee. Dan denk ik: Als die en die dat of dat koopt is het waarschijnlijk een goed product . Wanneer ik in een vrijmoedige bui ben durf ik ernaar te vragen. Soms koop ik het gewoon zonder te vragen.

Afgelopen zaterdag aan het einde van de middag liep ik door de Lidl in Damwoude waar een dame van een jaar of dertig jaar haar karretje  tjokvol plastic zakjes met voorjaarsbolletjes stopte: tulpen, narcissen, krokusjes en nog veel meer. Die heeft een grote tuin, dacht ik. En voor ik het wist floepte het eruit. “Helemaal niet, juist heel klein, maar ik zie zo altijd zo tegen het sombere van de winter op dat ik mijn kleine stukje grasveld helemaal heb omgespit en daar gaat dit allemaal in. Dan begint voor mij de lente al in februari.” Dat was dus een feest van herkenning. We raakten aan de praat en ik vond het jammer dat de winkel al  bijna dicht ging. 

Waarmee ik maar zeggen wil: Gluren bij de buren levert soms iets moois op.





maandag 17 september 2018

Boer zoekt zoon


Met mijn zakdoek wrijf ik het zweet van mijn voorhoofd, het was een lange dag. Maar ook een dag vol voldoening: ik houd van werken. Nog even doorzetten, vanavond heb ik rust. In de verte zie ik de boerderij liggen. De boerderij van vader. Opeens hoor ik een geluid dat ik niet thuis kan brengen. Het lijkt wel muziek. Als ik dichterbij kom weet ik het zeker: op de boerderij is feest. En ik weet nergens van. “Weet jij wat er te doen is?” vraag ik aan een knecht. Hij knikt. “Waarom weet ik dat niet?” Ik ben boos en sprakeloos als hij het me vertelt: het feest is voor mijn broer. Mijn jongere broer die al jaren niet meer op de boerderij woont. De broer die de wijde wereld is ingegaan. Wat heeft die hier te zoeken?

Dan komt vader naar buiten met een lach op zijn gezicht. Ik wil iets zeggen maar hij is me voor: ”Ben je dan niet blij dat je broer nog leeft?” Wat moet ik zeggen? Ik voel me achtergesteld. Heb ik dan al die jaren voor niks mijn best gedaan? Het huilen staat mij nader dan het lachen maar vader komt dichterbij en fluistert iets in mijn oor. Het is heel persoonlijk, daarom vertel ik het je niet. Maar die ene zin verandert alles: mijn blik op mezelf, mijn vader en mijn broer. Wat heeft die veel gemist, zoveel jaren, zonder vader. Wat ben ik bevoorrecht geweest, hier op de boerderij. Ik had kunnen weten dat vader helemaal uit zijn dak zou gaan als mijn broer ooit terug zou komen. Want wij, mijn broer en ik, zijn hem meer waard dan die hele boerderij. Ik schaam mezelf diep dat ik dat bijna vergeten was. 

Achter vader aan ga ik het  huis binnen om mijn broer te ontmoeten.

(vrij naar Lucas 15:11-32)


maandag 10 september 2018

Verloren.

Help: ik wil gevonden worden!

Daar lig ik dan, plat op mijn kant, weggerold onder de kast. Hier zal ze me nooit vinden. Ze heeft me niet eens horen rollen, maar ik voelde het met mijn hele lijf. En nu lig ik hier helemaal alleen, in het stof. Ik kan geen kant meer op, nu al negen dagen en nachten. Of is het tien? Ik ben de tel kwijt. Moet ik wachten tot ze gaat verhuizen en de kast wordt weggeschoven? Of mag ik hopen op een grote schoonmaak? Ik kan niks doen als ik op mijn kant lig.

Vroeg of laat hebben ze me nodig, in mijn lange leven heb ik dat wel geleerd. Soms raken ze je in geen dagen aan en opeens ga je van hand tot hand. Hoeveel handen hebben mij al niet vastgehouden? Oude versleten handen en kleine jonge handjes. Af en toe lig ik op een stapeltje met vrienden maar zoiets duurt nooit lang. “Geld moet rollen” hoorde ik eens een man tegen zijn vrouw zeggen. Ze heeft me zover laten rollen dat ik zoekgeraakt ben maar ze heeft het niet eens door, ze heeft nog negen anderen van mijn soort.

Opeens voel ik iets hards over me heen schuren en schuif ik een klein eindje op. Wat gebeurt er? De laag stof om me heen lijkt nog dikker te worden, maar dan wordt het licht. Ik knipper met mijn ogen: wat is dat? Ik merk dat ik word opgeschoven, van de muur af de kamer in. Het gaat heel voorzichtig maar mijn hart gaat tekeer als een razende:zou het echt zo zijn? Is ze naar me op zoek? Zal ze me vinden? Wat verlang ik ernaar om weer vastgehouden en gebruikt te worden!

(Vrij naar Lucas 15:8-10)


maandag 3 september 2018

De Pickwickvragen (10)


“Waar ben jij het meest trots op?”

Mooie vraag. Want een mens kan trots zijn op van alles en nog wat. Onze buurjongen is heel trots op zijn boot. Met recht. Hij heeft een oude boot helemaal gerenoveerd tot een nieuw pracht exemplaar. In 2008 was ik supertrots op de uitgave van mijn eerste boek(je) “Nooit meer dorst”. Het was bloed, zweet en tranen geweest maar het uiteindelijke exemplaar mocht er zijn. Bijna zoiets als een bevalling. Dit jaar studeerden twee jonge mensen binnen ons gezin af, de ene aan de VU, de andere aan de PABO. Wie is er niet trots op een diploma?

Zo zou ik nog een hele tijd door kunnen gaan, maar onlangs gebeurde er iets waardoor ik met hele ander ogen naar ‘trots’ ging kijken. Iemand zei -in de wandelgangen- tegen mij :”Jij bent best een lastig persoon om mee om te gaan.” En ik dacht: Ik? Is dat echt zo? Ben ik moeilijk in de omgang? Ik heb zelf een hele andere indruk. Dat ik best een aardig iemand ben. Dat ze in de Westereen blij mogen zijn dat ik er ben neergestreken. Door die ene opmerking viel ik van binnen van mijn voetstuk. Want als ik eerlijk ben ben ik het meest trots op mezelf. Op mijn ‘ik’. Stel dat het waar is wat die persoon tegen mij zei: dat anderen mij veel minder als een geweldig iemand zien dan ik mezelf zie?

Ik fietste door de Westereen en peinsde. Bij de kerk keek ik op naar het kruis dat op de toren staat. Daar hing Jezus en Hij stierf voor mij. Voor mijn ‘ik’. In plaats van trots vanuit dat ‘ik te leven mag ik staan op de rots die Hij is! En daar ben ik trots op: trots op de Rots!