maandag 27 mei 2019

De tuin van God


Ik houd van de zomer en die is bijna aangebroken. Wakker worden van het zonlicht, lange lichte avonden, studeren op mijn eigen kamertje boven (in de winter is het daar te koud), zonder jas naar buiten en ‘last but not least’: werken in de tuin. Daar krijg ik eigenlijk nooit genoeg van. Aan poetsen in huis heb ik een hekel, maar tuinieren is een hobby. In de Westereen deel ik die hobby met het halve dorp, de ene tuin is al mooier dan de andere.

Vanavond heb ik ‘Ipoemia Knowlians’ geplant. Tegen de schutting. Gekregen van een gemeente lid. Hij had deze zelf bij een kwekerij gekocht: “Hele mooie plant, ik kan de naam alleen niet onthouden.” Daarom gaf hij me er een kaartje met naam bij. In het Nederlands heet ie ‘Klimmende winde’. Ziet er inderdaad veelbelovend uit op internet. En nu de temperatuur eindelijk aan het stijgen is heb ik grote verwachtingen.

Dat is misschien wel de reden waarom ik tuinieren zo leuk vind: je spit wat rond, zaait en plant, begiet een beetje, geeft wat mest, snoeit wat bij en dan is het afwachten. Want God doet het eigenlijke werk. Maar toch ook weer niet: ik werk met Hem mee. Hij laat alles groeien en ik zorg ervoor dat de randvoorwaarden op orde zijn. Werken in de gemeente lijkt er eigenlijk op: je spit wat rond, zaait en plant, begiet een beetje, geeft wat mest en snoeit wat bij en dan is het afwachten. Zullen er mensen gaan groeien en bloeien in Jezus? Zullen ze standhouden als het weer niet meezit? Zal de gemeente zich gaan uitbreiden? En zal er nieuwe jonge aanwas bijkomen?

Het is fantastisch om te zien dat dat inderdaad gebeurt: er groeit en bloeit veel moois in onze gemeente.


maandag 20 mei 2019

Lekker ite


Ik loop de afhaal Chinees in Dokkum binnen en haal opgelucht adem: er zijn geen wachtenden voor me. Maar omdat de koks ons lievelingsgerecht, Chinese nasi met garnalen, niet vaak maken moet ik toch wachten. Ik vang een gesprek op: ‘Ja, ze was zomaar dood, niemand had het gemerkt, de thuiszorg ook niet.’ ‘Tjonge, dat is wel erg, maar aan de andere kant, ze was 85 en zo plotseling lijkt mij eigenlijk wel een mooie dood. Nou, lekker ite he!’ ‘Ja, jullie ook!’

Een mooie dood: bestaat dat? Is de dood mooi? Ik sta bij die Chinees omdat er vanmiddag een begrafenis in ons dorp was en er weinig tijd overbleef om te koken. De overledene was 80, vader en opa. Zijn kleinkinderen spraken voor een volle kerk. Onder veel tranen. ‘Doodgaan is niet leuk’, zingen Elly en Rikkert. Maar het is het enige waar alle mensen ter wereld, man of vrouw, rijk of arm, blank of zwart gelijk in zijn. Allemaal gaan we een keer dood. Dan stopt ons leven. Dan houdt alles op waar we ons nu druk of blij of bezorgd over maken.

En dan? Is dat het laatste wat er over ons te zeggen valt? We leven een tijd of een tijdje op aarde en dan houdt het op? Deze maand overleden twee vrouwen die ‘maar’ 37 jaar werden: Kinga Ban en Rachel Held Evans. Een zangeres en een schrijfster. Beide leefden niet met ‘Laten wij eten en drinken en vrolijk zijn want morgen sterven we.’ Het was eerder het tegenovergestelde. Zij beseften dat leven met Jezus sterven aan jezelf inhoudt en dat dat geen verlies, maar winst is.

 ‘Laten wij sterven met Jezus, want misschien is het morgen al zover dat we mogen opstaan om voor eeuwig met Hem aan tafel te gaan’



maandag 13 mei 2019

Andere blik


Na een week in de caravan brak de dag aan dat ik langer dan een kwartier naar buiten kon. Want de lucht toonde niets onheilspellendst. ‘Ik ga even naar de receptie onze koelelementen verwisselen’. Bernard bleef binnen. Vlak bij de receptie viel mijn oog op iets dat eerder aan me voorbijgegaan was: het begin van een smal wandelpad rechtstreeks het bos in. Dit was mijn kans. Mijn enige want vandaag was onze laatste dag in Gaasterland. Van tevoren had ik me ontzettend verheugd op de bossen. Welgeteld twee fietstochtjes hadden we gemaakt. Vanuit de auto had al dat frisse ontluikende groen me toegefluisterd: ’Kom wandelen in dit paradijselijke oord’. Bernard zou me niet missen als ik ietsje langer wegbleef. Het pad liep vlak langs de camping. De stacaravans waar ik meerdere keren langs was gelopen waren nu van achteren te zien. En tussen de caravans door ving je een glimp van de camping op. De rij stacaravans hield op, het pad ging verder de Gaasterlander bossen in. Nog eventjes een klein eindje, besloot ik. Lichtgroene varens, ritselende vogels, vakantiehuisjes nog net niet helemaal verscholen tussen de kleine lenteblaadjes. Het kwartier werd een half uur. Ik wilde dat ik uren door zou kunnen gaan. Maar dan zou Bernard me echt missen. Dus toch maar een keertje afslaan zodat ik in elk geval niet verder van de camping afdwaalde. In de verte zag ik de dijk langs het IJsselmeer. Verdwalen is niet mogelijk hier. Ik passeerde meerdere campings met vaste stacaravans en droomde van een eigen huisje in Gaasterland. En toen zag ik het: een kleine Kip caravan met lichtbruine safari-achtige voortent op een groen veldje midden in het bos. ‘Die mensen hebben het getroffen met hun plek’, schoot door me heen.

‘Mooi gewandeld? ’, vroeg Bernard. ‘Wij boffen’, lachte ik.


maandag 6 mei 2019

Koelkast


‘Wat staat altijd bij jou in de koelkast?’ Het is 8 uur s’ morgens en ik open in onze Kip een nieuw pakje Pickwick thee met labeltjes. Die Pickwickthee had ik voor Gaasterland bewaard. In de vakantie is het leuk om samen over die vragen te mijmeren. ‘’Pickwick wil het zout nog even in de wond wrijven’, mompel ik richting Bernard. In het koelkastje van onze Kip staat namelijk helemaal niks. Simpelweg omdat het niet meer doet waar het zijn naam aan te danken heeft.

Dus waren we vertrokken met twee gevulde koelboxen en een stapeltje koelelementen. ‘Vroeger hadden we op de camping een hele grote diepvries waar iedereen elke morgen zijn koelelementen kwam verwisselen’, vertelde de campinghoudster, ‘maar nu hebben mensen hun eigen koelkastjes’. Wij niet dus. Wat we ook niet hebben is zon. Daarom zitten we de meeste tijd achter de raampjes van de Kip naar buiten te koekeloeren terwijl de regen gezellig op het dak tikt.

Terwijl ik over de vlakte van een bijna lege camping staar (wie gaat er met dit weer op vakantie?) komen herinneringen van vroeger naar boven. Mijn ouders hadden een vakantiehuisje in Oosterlittens. Daar was nog meer niet dan hier: geen stromend water, geen elektriciteit, geen toilet binnenshuis. Het vakantiehuisje was zelfs alleen bereikbaar via het water. Ik zie mezelf nog liggen met mijn zusjes op de zolder, onder een enorme stapel dekens. Boven was uiteraard geen verwarming. Het enige houtkacheltje stond in de kleine kamer waar mijn ouders in de bedstee sliepen. Het was daar allemaal gewoon ons eigen ‘Kleine huis op de prairie.’ ‘Less is more’, noemen ze dat tegenwoordig.

‘Niks in de koelkast' is niet een antwoord dat Pickwick verwacht  maar met een temperatuur die niet onderdoet voor een koelkast hebben we zelfs geen koelbox nodig.