maandag 28 december 2020

Altijd feest

 

“Dat is het lekkere van Albert Heijn!” Met deze deun in mijn hoofd stond ik vanmorgen op. En wat je ook van Albert Heijn mag vinden: de marketing is briljant. Want wie wordt er nu niet blij van een vrouw die al flirtend en dansend met haar geliefde staat te koken? Bij de Boni geven ze minder geld uit aan marketing en voldoen ze met “Smakelijke Feestdagen!” op de folder. Hun ‘smakelijke toetjes’, ‘smakelijk ontbijt’ en ‘smakelijke en voordelige kaasjes’ moeten mensen lokken. Vanaf 1 januari zal Albert Heijn ook weer gaan lokken met ‘Voordeel en Bonus’. Het kan nu eenmaal niet altijd feest zijn…

“Voor de blijmoedige is het altijd feest” staat ergens in de dikke Folder van God, het Boek waarmee hij mensen naar zich toe probeert te lokken. God heeft een marketingstrategie die Albert Heijn en Boni overtreft, want zeg nu zelf: ‘altijd feest!’, zou dat niet fijn zijn? Als middelbare scholier waren voor mij de eerste twee weken in januari op school vaak een zwart gat na die stralende feestdagen. Met een soort heimwee zat ik dan in de schoolbanken. Totdat ik in de derde klas verliefd werd. Toen kon ik niet wachten totdat de Kerstvakantie om was en ik ‘hem’ weer kon zien op school. Ik was te bleu om het uit te spreken en heb dus nooit geweten of de liefde wederzijds was. Na een jaar deed hij eindexamen en ik had nog een paar jaar te gaan. Eén ding heb ik toen geleerd: voor een verliefde is het altijd feest!

Op wie ben jij verliefd? Op je man, je vrouw, je zoon, je dochter? Op Jezus? Bij die laatste is het wederzijds! Dat is de boodschap van Kerst die in je hoofd mag doorklinken. “Want alzo lief had God de wereld…”

maandag 21 december 2020

Hoe blijven we in leven?

 

 

 

Hoe blijven we in leven? Vanaf onze geboorte tot de dag dat we sterven is dat de onderliggende vraag van ons bestaan. Als baby en peuter zijn we ons van die vraag niet bewust. Onze vader en moeder des te meer, niets is hun te veel om ons in leven te houden: slapeloze nachten, borstvoeding ‘on demand’: als hun kind ervan in leven blijft is het dat allemaal waard.

Hoe blijven we in leven? Momenteel is het dé vraag die in de hele wereld rondsuist, een vraag die we de hele dag horen en lezen. “Weet je dat  ze in Duitsland al aan het vaccineren zijn?” En: ”Laboratorium zo en zo van professor die en die heeft  het goede vaccin bedacht.” En: ”Waarom loopt onze regering altijd achter de feiten aan? In andere landen zijn ze al veel verder.” Verder in pogingen om het Corona virus te bestrijden. Want dat virus bedreigt ons leven. 

Hoe blijven we in leven? Het was ook de vraag van de profeet Jeremia in Israël, ongeveer 600 voor Christus. In die tijd was het geen virus maar waren het vijandelijke troepen die Israël belaagden, Jeruzalem verwoesten en mensen wegvoerden naar Babylon. ‘De Klaagliederen’ zijn een uiting van Jeremia’s wanhoop over de situatie, een uiting die wij vele eeuwen later nog steeds lezen. Ergens tussen een aaneenschakeling van klagen en jammeren staat dit zinnetje: ‘Genadig is de Heer: wij zijn nog in leven!’

Waarom schrijft hij dat? Om hem heen sterven mensen en de situatie is allesbehalve rooskleurig. Misschien is het wel zo gegaan: al klagende bedacht Jeremia zich dat hij zich niet door de angstaanjagende omstandigheden naar beneden moest laten drukken. Dat hij nog steeds geloofde in JHWH, zijn God  en Vader in wiens hand het bestaan van Israël veilig besloten lag.

 

maandag 14 december 2020

De negatieven

   

Ons leven is niet normaal, al wekenlang. In drie maanden zijn we al drie keer van verblijf gewisseld en momenteel wonen we in een huis waarvan we een paar dagen geleden het koopcontract tekenden, maar dat we waarschijnlijk weer gaan verkopen. Dus onze spullen om het huis mee in te richten blijven nog even in de opslag. Zodat het meer ‘kamperen’ dan echt ‘wonen’ is momenteel. Onze kinderen zijn van deze tijd: ”Wat minimalistisch mama!”, riep de jongste uit toen ze rondliep door de lege kamers. “Dat zou ik ook wel willen, alleen met het hoognodige leven. Eigenlijk zijn jullie best modern.” Het enige wat ik kon uitbrengen was: ”Tja, wat moet ik daarvan zeggen?” Want soms verlang ik terug naar mijn echte goede pannen in plaats van camping pannetjes en naar onze bank om lekker languit televisie op te kijken.

Bernard die mij na dertig jaar werkelijk kent probeerde me op te vrolijken: ”Dan ga we toch even naar de kringloop voor een goede pan.” Zogezegd zo gedaan. Leusden heeft een kleine kringloop: klein maar fijn. Want het eerste waar mijn oog op viel was een spreuk voor aan de wand in de vorm van een oud reclamebord met de afbeelding van een fototoestel:

LIFE is like photography, we use the negatives to develop

Ik heb zelf nooit foto’s ontwikkeld op de ouderwetse manier in een donkere kamer maar ben altijd gefascineerd door negatieven waar de kleuren net andersom zijn: licht is donker, en donker licht. Negatieven moeten ontwikkeld worden om ‘echte foto’s’ te krijgen. Ik keek naar het bordje met de tekst en opeens voelde het als een hint: kamperen en minimalistisch leven zou ik kunnen beschouwen als de negatieven van ons leven op dit moment. Een donkere kant die vast prachtig tot ontwikkeling gaat komen! 

maandag 7 december 2020

Prijskaartje

Aan volmaakt zijn als christen zitten heel veel kanten. Toen ik mijn eerste blogje hierover schreef besefte ik dat nog niet. Dit wordt mijn derde blogje over hetzelfde onderwerp want ik zie volmaaktheid opeens overal opduiken in het Nieuwe Testament.

 Neem bijvoorbeeld het verhaal van de rijke jongeling die bij Jezus komt en vraagt: 'Goede meester wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?' Jezus geeft dan als antwoord: 'Waarom noem je mij goed? Niemand is goed dan God alleen.' Dan gaat hij opmerkelijk verder en zegt niet: 'Geloof in Mij en je hebt het eeuwige leven', maar: 'Doe wat in de wet staat en je hebt het eeuwige leven.' Daagt hij daarmee die jongeling uit? Waarschijnlijk wel, want deze is niet tevreden met dit antwoord en zegt: 'Ik doe al mijn hele leven wat de wet vraagt en toch heb ik het idee dat er iets ontbreekt.'

En precies daar wil Jezus hem hebben: Het houden van de Tien Geboden is niet genoeg om het leven te krijgen dat God voor de mens in petto heeft. Jezus zegt: 'Als je volmaakt wilt zijn dan moet je verder gaan dan de Tien Geboden. Verkoop alles wat je bezit en volg Mij.' Aan volmaaktheid zit dus een prijskaartje. En bezit hoeft niet persé iets materieels te zijn. Met 'verkoop alles wat je bezit bedoelt Jezus: 'Laat alles los waar je je tot nu toe aan vasthield'. Dat kunnen heel veel dingen zijn: je goede naam, je mooie baan, je prachtige talent, je eigen dierbare zelf. Als je bereid bent dat allemaal los te laten en achter Jezus door het leven wilt gaan dan zul je volmaakt (gelukkig) zijn.

Maar is dat niet doodeng? Alles zomaar loslaten, geen enkel houvast meer hebben? Nee: want Jezus is werkelijk goed en als enige Houvast voldoende.

maandag 30 november 2020

Volmaakt (2)

"Wees volmaakt!" Jezus gebiedt het in de Bergrede en Hij bedoelt niet dat we volmaakt moeten zijn in rekenen of taal of sport of wat dan ook maar. Het gaat om volmaaktheid in liefde. Bij echte liefde draait het niet meer om je eigen 'ik' maar om je naaste, de ander. Niet alleen in de Bergrede, ook op veel andere plaatsen spreekt Jezus hierover. Met zijn eigen leven op aarde heeft hij laten zien wat dat inhoudt. Volmaakte liefde gaat altijd een paar stappen verder dan ''gewone" liefde. Als je alleen goed bent voor je eigen familie, dan is dat niks bijzonders. Maar als je goed bent voor mensen buiten je familie, dan onderscheid je je.

Op aarde had Jezus een aantal vrienden bij wie hij vaak thuis kwam, twaalf leerlingen en zijn eigen familie. Van deze mensen hield hij met een bijzondere liefde: Zo eerde hij zijn moeder hangend aan het kruis en was hij als leermeester niet autoritair maar diende hij zijn leerlingen. En hij deed meer en was ook vaak bij mensen waar op neergekeken werd: hoeren en tollenaars, op wie het één en ander aan te merken viel. Hij schaamde zich er niet voor om met hen gezien te worden. Maar ook daar bleef het niet bij, Jezus liet zien wat het betekent om volmaakt te zijn in de liefde: hij hield van zijn vijanden. Van mensen die niet van hem hielden en schamper over hem spraken.

Als er iets moeilijk is dan is het accepteren dat mensen je niet mogen en achter je rug om over je roddelen. Verdragen dat mensen je dood wensen, dat mensen je dood maken. Jezus deed het en heeft ons door zijn leven een voorbeeld gegeven van wat volmaakte liefde inhoudt: verdragen, vergeven en voorbede doen voor je vijanden.

maandag 23 november 2020

Volmaakt

 

‘Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’. (Mattheüs 5:48)

 

‘Volmaaktheid’ is iets waar Nederlanders ambivalent tegenover staan, iets dat tegenstrijdige gevoelens en meningen oproept. Aan de ene kant is ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ typisch Nederlands. Wij steken immers nooit  ‘ons hoofd boven het maaiveld uit’. Maar aan de andere kant wordt dit van sporters juist wel vereist: als het Nederlands Elftal gewoon(tjes) presteert dan barst de kritiek los. Ook in Thialf  ziet iedereen het liefst dat persoonlijke records gebroken worden, dat schaats(t)ers naar het volmaakte streven. Irene Wüst en Sven Kramer zijn al jaren dé schaats-idolen om die reden.

‘Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.’ Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat ze volmaakt moeten zijn. Wat bedoelt hij? Is hij ook niet tegenstijdig? Want ergens anders zegt hij toch dat een leerling nederig moet zijn: ’Wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.’ (Lucas 14:11) Iemand die naar volmaaktheid streeft wil toch steeds hoger? Niet steeds lager? En hoe zit het eigenlijk met Jezus zelf? Streefde hij naar volmaaktheid of was hij juist nederig? Wat bedoelt hij met ‘Wees volmaakt’?

Het verband waarin deze uitspraak staat brengt ook nu verheldering. Dat verband is de Bergrede: Jezus’ leefregels. Die regels gaan verder, hoger en dieper dan de Tien Geboden. Die regels draaien eigenlijk alleen maar om één ding: de liefde. Liefde tot God en liefde tot de naaste. Jezus vraagt van zijn leerlingen dat ze volmaakt zijn in de liefde. En een mens die daarnaar streeft beseft heel goed dat volmaaktheid in liefde soms vraagt om volmaaktheid in nederigheid. Echte liefde zoekt namelijk zichzelf niet maar is gericht op het belang van de ander. Soms betekent het belang van die ander zelf een stapje terugdoen.

maandag 16 november 2020

Begrafenis

 

Ik ben een laatbloeier, in veel opzichten. Op mijn dertigste verscheen Bernard in mijn leven met wie ik op mijn twee- en dertigste trouwde. Toen ik drie en dertig was kregen wij onze eerste dochter. Mijn moeder beviel op die leeftijd van haar vijfde dochter, dat geeft een beetje aan wat ik bedoel met laatbloeier. De nacht dat ik voor het eerst aan het bevallen was realiseerde ik me opeens dat ik weliswaar als predikant tientallen baby’s had gedoopt maar geen idee had gehad waar al die net bevallen moeders doorheen gegaan waren. Ynskje, de jonge vrouw van een boer, kwam al puffend op mijn netvlies: ”Dus dit heeft zij ook allemaal moeten doormaken.” Wat had ik altijd onnozel bij het doopvont gestaan terwijl diep respect op zijn plaats was geweest.

Iets dergelijks ervoer ik toen we als familie de begrafenis van mijn vader aan het voorbereiden waren. Vanmiddag om 13.00 gaan we hem naar zijn laatste rustplaats brengen. Als jonge predikante leidde ik destijds tientallen begrafenissen, was ik in gesprek met de familie, overlegde ik met de begrafenisondernemer. Ik ken het klappen van de zweep. Maar nu het om mijn eigen vader gaat komt alles opeens in een ander licht te staan. De afgelopen week ging ik intiemer dan ooit met mijn zussen en mijn moeder om. ‘Verdriet en dankbaarheid hand in hand kan enorme intimiteit geven’, las ik ergens. Net als toen ik aan het bevallen was realiseer ik me dat ik tot nu toe een buitenstaander was. Van het mysterie rond een begrafenis.

Onze jongste kleindochter van bijna vier beseft dat ze maandag iets buitengewoons gaat meemaken. Toen haar moeder haar vroeg: ”Wat vinden jullie van de begrafenis maandag?’ Antwoordde ze “uuuhhh gewoon. Verrassend. Ik weet nog niet wat het is”. Ze zal het gaan meemaken.  

maandag 9 november 2020

Contractpension

 

Bernard en ik wonen nu vijf weken op de ‘Utrechtse Heuvelrug’ in een zomerhuisje dat ooit ‘contractpension’ was. Utrechtse Heuvelrug is de term voor het heuvelige landschap in een deel van Utrecht en Noord-Holland. Het bos achter ons huisje grenst aan de hoogste heuvel die niet onderdoet voor heuvels in Zuid-Limburg: de ‘Amerongse berg’. In de twintigste eeuw werd deze streek daarom belangrijk voor toerisme en begon het er te wemelen van hotels en pensions. Pensions en hotels die na 1945 allemaal leegstonden en in verval raakten want er was geen geld en geen tijd voor toerisme en vakantie.

Nederland had na de oorlog wel te kampen met grote woningnood en een toestroom van de eerste vluchtelingen: Indonesische Nederlanders die uit het van Nederland onafhankelijke Indonesië moesten vertrekken. Die leegstaande pensions en hotels op de Utrechtse Heuvelrug bleken een prima huisvesting. De regering sloot contracten met de pensionhouders af voor de vluchtelingen en zo leek het een prachtige win-win situatie. Maar na vijf weken in zo’n huisje realiseer ik me dat het voor die mensen uit Indonesië helemaal geen win-win geweest moet zijn. Het huisje is idyllisch aan de buitenkant maar zelfs voor twee personen piepklein vanbinnen. Destijds was het steenkoud in de winter.  

Over drie weken gaan wij naar een ‘echt’ huis. Met meerdere verdiepingen; een woonkamer en keuken, studeerkamer, drie slaapkamers, badkamer, garage, tuinhuisje en tuin. Wat een luxe. Na twee maanden in de nauwe huisvesting van het ‘contractpension’ zal het straks op een vakantie in een sjiek hotel lijken. Een hotel waar we zelfs niet uit onze koffers hoeven te leven want het is voorzien van kasten op elke verdieping.

Corona levert ons allemaal veel beperkingen op, maar mensen die klein behuisd zijn zijn het slechtste af, dat leer ik in elk geval in deze tijd.

maandag 2 november 2020

Wow

 

‘Ik heb een gruwelijke hekel aan boodschappen doen’, bromde een oude man. Maar de vrouw naast hem zei: ’Dit is zo’n beetje het enige uitje dat nog toegestaan is, ik zou er maar iets leuks van maken.’ Ik grinnikte en dacht dat als ik deze mensen gekend had ik met hen in gesprek was gegaan. Want ik houd van boodschappen doen en sinds we niet meer in de Westereen wonen en keuze hebben uit vijf dorpen -op ongeveer dezelfde afstand- is het een ware uitdaging. Vanmorgen koos ik Scherpenzeel uit het aantal vijf: Leersum, Amerongen, Veenendaal, Renswoude en Scherpenzeel. Maar het verschil met boodschappen doen bij de Aldi in de Westereen is dat er hier alleen vreemden rondlopen.

Ik parkeerde tegelijk met een oudere man, deed mijn mondkapje op, zocht boodschappentassen bij elkaar en stapte uit. Hij bleef zitten in de houding van een vertegenwoordiger, ik zag hem door het raam heen aantekeningen maken. Hij zwaaide naar me toen ik langsliep. We kwamen tegelijkertijd terug bij onze auto’s. Hij was blijkbaar later toch uitgestapt en niet helemaal meer een vreemde, dus flapte ik eruit: ‘Ben u vertegenwoordiger?’ Stralende lach van zijn kant: ‘Ja zeker, hier…’, hij deed een greep in de doos onder zijn arm: ’Ik doe in chocola, deze reep krijgt u van mij.’

Verbouwereerd bekeek ik de reep die er meer als een artistiek kunstwerkje uitzag dan chocola. ‘Helemaal handgemaakt in Nederland en ook helemaal Fair Trade’, zijn trots blik verraadde een goede vertegenwoordiger. ‘En in welke winkels worden die repen verkocht’, vroeg ik. ‘Bij Primera, we zijn nog maar een paar maanden bezig maar het loopt goed’. ‘Daar ga ik reclame voor maken’, beloofde ik, want ik ben net verhuisd uit een Fries Dorp waar ook een Primera is.

Op het label las ik “Wowcacao” 😊

maandag 26 oktober 2020

Angsthaas

 

‘Google maps’, gebed en een goede mountainbiker waren mijn redding.

Dat zit zo: na gisteren een halve dag in de auto gezeten te hebben bedacht ik vanmorgen dat een stevige wandeling in het bos me goed zou doen. Per slot van rekening wonen we nu al bijna twee maanden in de bossen tussen Amerongen en Leersum. Die bossen waren ooit in het bezit van rijke landeigenaars. Wat daar nog van rest zijn de bordjes bij de ingangen: ‘Landgoed het Hek’ en ‘Landgoed de Laan’. Weinig spannende  namen waarachter een sprookjesachtig bos ligt. Ik genoot van de wandeling in mijn eentje en voelde me een brave staatsburger met dit ‘Corona-proof’ gedrag. Aan het begin van de lockdown liep ik ook vaak in ‘de Mieden’, het moerasachtige gebied rond de Westereen. Misschien minder sprookjesachtig, niet minder mooi.

Maar na een uur sloeg mijn wandeling-stemming om want opeens kreeg ik de onplezierige gedachte: Wat als ik nu iemand met verkeerde bedoelingen tegen tegenkom? Was die Anne Faber ook niet ergens in de bossen van Utrecht vermoord? En toen ik in de verte een man zag lopen sloeg mijn hart een slag over. Hij liep ver voor me uit en zag mij niet maar ik hem wel en over het zonnige van het pad met eeuwenoude eiken in geeloranje herfstkleuren viel een donkere schaduw. Hoe zou ik hier zo snel mogelijk vandaan kunnen komen? Mijn mobiel had stroom nodig en ik wist dat ik verdwaald was.

“Opzij!”, hoorde ik toen vlak achter me.  Ik draaide me om zag een mountainbiker in volle vaart op me affietsen. Die wil me in elk geval geen kwaad  doen bedacht ik in een flits. Met een lef dat mezelf verbaasde vroeg ik hem om hulp en binnen een half uur was ik veilig en wel in ons huisje.

maandag 19 oktober 2020

De tijd

‘Wanneer was ik hier eigenlijk voor het laatst papa gisteren of eergisteren?’ Mijn moeder en ik waren op bezoek bij mijn vader in het verzorgingshuis. Hij heeft het daar best naar zijn zin, de sfeer is er goed en hij mist thuis niet echt. Maar deze vraag bleek moeilijk. Hij keek mijn moeder vragend aan, maar die verklapte niks. ‘Uh, ik denk eergisteren’ mompelde hij voorzichtig naar mij toe maar uit de klank van zijn stem maakte ik op dat hij niet zeker was van zijn zaak.

Ik was er twee weken geleden voor het laatst; hij zat er dus ver naast. Ik wist dat hij het zich niet meer herinnerde, want zijn kortetermijngeheugen is helemaal weg. En ik vroeg het niet om hem te plagen maar om mijn moeder te laten zien hoe dat werkt bij iemand met beginnende dementie: we kunnen nog overal over praten met hem, maar hij is na een half uur vergeten waar het gesprek over ging en zijn besef van tijd is helemaal weg. Op de één of andere manier vind ik dat verfrissend. Want in de huidige maatschappij zijn veel mensen verslaafd aan de tijd die ze -netjes opgedeeld in hun agenda- met zich meedragen: Als je een afspraak wilt maken dan bepaalt de agenda of dat wel of niet kan. Veel agenda’s zijn zo volgepland dat mensen geen tijd voor iets spontaans kunnen maken. ‘Ik heb er geen tijd voor’, is een uitdrukking waar ik altijd kriebelig van wordt. Want tijd is niet iets wat je hebt: tijd krijg je, elke dag opnieuw, om er iets goeds mee te doen: ‘Leer ons zo onze dagen tellen dat wij een wijs hart krijgen’ (Psalm 90:12)

Besef van tijd is mijn vader verloren, een wijs hart heeft hij gelukkig nog steeds.

maandag 12 oktober 2020

'Doing the stuff'

 

‘And when are we going to do the stuff?’ Dit zinnetje draag ik al jaren met me mee. Het is een beroemd citaat van John Wimber die in Amerika al vanaf zijn 15e bekend was als jazzmuzikant en op zijn 29e tot geloof kwam. Hij groeide dus niet op met kerk en kerkgang. De eerste kerkdienst die hij meemaakte was verbijsterend. In zijn eigen woorden: ’Ik was de bijbel gaan lezen en van Jezus gaan houden, speciaal van al die dingen die Hij deed: verbluffend! Al die broden en vissen voor de mensen, die verlamde die weer kon lopen, Lazarus die zomaar uit dat graf opstond terwijl hij al vier dagen dood was. Ik vond het geweldig en kon niet wachten om mee te gaan doen in het Koninkrijk van God. Groot was dan ook de teleurstelling toen er in de kerkdienst helemaal niks gebeurde. Er werd gezongen, er werd voorgelezen uit de bijbel, er werd gebeden, we kregen de zegen mee en toen liep iedereen de kerk uit. Ik rende naar de dominee en vroeg hem: ‘And when are we going to do the stuff?’ De dominee begreep me niet. En ik besefte opeens dat kerkdiensten niet bedoeld zijn ‘to do the stuff’.

Jaren geleden hoorde ik al deze dingen op een conferentie van John Wimber. Ik ben ze nooit vergeten. En nu, midden in de Coronapandemie komen ze  vaak in me op. Want kerkdiensten zijn nog nauwelijks mogelijk, ‘doing the stuff’ wel. Moeten wij dan ook doden gaan opwekken, verlamden laten lopen, duizenden mensen te eten geven? Ja en nee. Nee: zo groots als Jezus het zelf deed zal het bij ons niet worden. Ja: mensen in nood zijn er overal, dat begint dicht bij huis. ‘Doing the stuff’ betekent: Ga dienen waar nood is!

maandag 5 oktober 2020

Ongemak

 

‘De avond is ongemak’ is de titel van een boek dat binnen twee jaar niet alleen talloze drukken maar ook meerdere prijzen in de wacht sleepte tot en met de ‘International Booker Prize’ toe. Dat is opmerkelijk, want de schrijfster, Marieke Lucas Rijneveld is nog maar negentwintig. Vijf jaar deed ze over het boek waar ze in de huid van Jas, een tienjarig meisje uit een boerengezin, probeerde te kruipen. In het leven van Jas is het twee jaar één en al ongemak na die bewuste Kerstavond waar haar oudste broer Mathies in ijskoud water verdrinkt.

Een gruwelijk uitgangspunt voor een roman. Hoe verwerk je als tienjarig meisje zoiets? Hoe verwerk je als ouders zoiets? Marieke heeft het drama nog indringender gemaakt door het te laten afspelen in een gereformeerd gezin dat lijkt op de gezinnen die Jan Wolkers en Maarten t ’Hart beschrijven: waar geloofd wordt in een strenge, straffende God. De dood van de oudste zoon wordt door de ouders van Jas gezien als de straf van God (die immers in het Oude Testament alle oudst geborenen van Egypte liet sterven). Zij menen ook te weten wat de zonde is waarvoor ze zwaar gestraft moeten worden: een abortus die ze ooit lieten plegen. Maar over alles wordt gezwegen. En Jas gaat op zoek: naar die God van het Oude Testament en naar haar eigen seksualiteit.  

Ik las het boek en voelde me steeds ongemakkelijker: de titel is briljant gekozen. Maar ook steeds verdrietiger: het is dus mogelijk om wereldbekend te worden met een boek waarin beschreven wordt hoe religie mensen niet opbeurt maar juist nog verder in de afgrond duwt. Eén van meest intrigerende uitspraken van Jezus Christus is: ‘Ik ben gekomen om mensen het leven te geven: in al zijn volheid’. (Johannes 10:10)

Geen dood dus, maar leven.

 

maandag 28 september 2020

Rode wijn

 

“Rode wijn, de verborgen nationale verslaving van pensionado’s”, las ik. Dat laatste ben ik niet maar ik ben wel dol op rode wijn dus het artikel had mijn interesse en ik dacht terug aan mijn studententijd in Groningen waar het dagelijkse glas wijn zijn intrede deed. Huisgenote Joukje en ik dronken het bij elke maaltijd. Zij had diëtetiek gestudeerd en was (toen al!) heel erg van het gezond en biologisch eten en rode wijn was daar volgens haar  een onderdeel van.

Toen Bernard een jaar of tien later verscheen leek het even alsof wijn plaats zou moeten maken voor bier. Bernard groeide op in Limburg en daar zijn ze meer van het bier. Maar na een paar jaar won de wijn het en toen wij in 1998 naar Kenia verhuisden hoorde een dagelijks glas rode wijn bij ons leven en hadden wij dus een probleem. Want wijn of bier drinken is in Kenia een zonde die groter wordt in ingeschat dan overspel of echtscheiding. “Dan drinken we gewoon cola”, suggereerde ik. Maar cola bleek, in tegenstelling tot wijn, snel te vervelen. Dus na een paar weken kocht ik toch maar een fles. Eerst verborgen we die voor de hulp achter in de kast. Maar veel vroeger dan ingeschat kwam zij erachter. Met het schaamrood op mijn kaken mompelde ik: ”Je zult me wel een slechte christen vinden maar in Nederland is wijn drinken helemaal geen zonde ”

Maar het schaamrood bleek helemaal overbodig want ze zei: ”Voor mijn ouders was wijn drinken nooit een zonde, want mijn vader was in Nairobi kok bij een Italiaanse familie en hij bracht vaak een fles wijn mee naar huis. Wat waren dat mooie tijden.” Van toen af dronken wij vaak samen een glas wijn bij de lunch, met een knipoog naar Italië!

maandag 21 september 2020

Vol is vol

 

Het is half 7 zaterdagmorgen en ik dwaal over de camping richting toiletten. Iedereen slaapt nog dus ik heb het rijk voor mezelf. Een halve maan pinkelt hoog in de lucht en in een paar caravans brandt een lichtje. Het zijn allemaal pensionado’s die hier kamperen en die hoeven niet vroeg uit hun bed. Ze brengen de tijd door met eten, fietsen, zonnebaden en afwassen. De kwieke campinghoudster vertelde me dat ze meer campinggasten dan ooit heeft dit jaar: ‘Ze blijven ook veel langer, sommigen wel acht weken’. In haar stem klinkt verbazing; voor haar zou 8 weken luieren een regelrechte ramp zijn.

Vanwege Corona kochten er dit jaar nog meer Nederlanders een caravan en daarmee is het aantal caravans en campers in Nederland tot meer dan een half miljoen gestegen. Dat betekent een tweede verblijfplaats voor meer dan een miljoen mensen want van één caravan maken op zijn minste twee mensen gebruik. Met deze informatie in mijn hoofd lees ik de weekendkrant bij het ontbijt met als eerste kop “Achterban coalitie boos over Moria-deal”’. ‘Moria-deal’ houdt in het opnemen van honderd vluchtelingen uit kamp Moria in Lesbos, Griekenland. Wiskunde was nooit mijn favoriete vak maar deze rekensom is niet moeilijk: honderd mensen zonder woning tegenover een miljoen mensen in het bezit van twee woningen.

‘Nederland is al veel te vol’, hoor ik in de wandelgangen over dit onderwerp. Maar hoe vol is vol? Door Bernards nieuwe werk voor Kerk in Actie krijg ik een andere kijk op de wereld. Nooit geweten bijvoorbeeld dat Libanon qua omvang een vierde van Nederland is met 6 miljoen inwoners. (Wij zijn in Nederland nog lang niet toe aan 6 keer 4 =24 miljoen inwoners.) Een kwart van die 6 miljoen inwoners in Libanon is vluchteling. Het geeft mij allemaal te denken.

maandag 14 september 2020

Het Baken

 

'We bellen alleen naar huis als er iemand overlijdt, anders nooit.' Ik zag de verbijsterde blik in de ogen van mijn moeder. We hadden zojuist ‘nou, tot morgen’ tegen mijn vader gezegd. Met een brok in haar keel was mijn moeder de kamer uitgelopen. Kon dit wel? Mocht dit wel? De man met wie ze 63 jaar lief en leef had gedeeld zomaar in de steek laten. 'We gaan heel goed op hem passen hoor'', de verzorgende probeerde haar op te beuren. 'Ook ’s nachts?', vroeg ze. 'Natuurlijk, we houden met een monitor oog op hem.' Mijn moeder: 'Hij moet vaak om het kwartier naar de wc en daarbij heeft hij steeds hulp nodig, beseffen jullie dat?'

Mijn vader werd vorige week opgenomen in een verpleegtehuis omdat het te zwaar werd voor mijn moeder om voor hem te zorgen. De situatie in hun huis in het bos in Ermelo kreeg het stempel ‘crisis’: dat betekent opname binnen 24 uur ergens in Nederland. De dag erna brachten mijn moeder en ik hem naar ‘Het Baken’, een woon-zorgcentrum voor ouderen in Elburg. De naam voor dit huis is helemaal van toepassing, want als mijn moeder iets nodig heeft in deze tijd is het een baken dat haar helpt om veilig te navigeren op de zee van dementie. Het is een onbekende zee voor mijn vader en ook voor mijn moeder en hun vijf dochters.

Ik heb de afgelopen vier jaar in de Westereen veel vrouwen leren kennen die me vertelden dat ze werken in een verpleegtehuis voor demente bejaarden. Ik nam het altijd voor kennisgeving aan. Nu ik van heel nabij mee mag maken wat dat werk inhoudt ben ik diep onder de indruk. Wat een taak om een baken te zijn voor echtparen die ronddobberen op de zee van dementie.

maandag 7 september 2020

Sloppenwijk

 

Het is dinsdagmiddag 1 september kwart voor vier ’s middags en ik plof uitgeput op de bank van de caravan neer. Het is niet een echte ligbank want hij doet ook dienst als eetkamerbank. Dat gaat zo in een caravan. Dus van liggen komt niet veel op deze bank. Vier stappen van de bank verwijderd is ons bed, daar neerploffen en blijven liggen had gekund, maar ik kreeg inspiratie voor dit blogje en nu zit ik te typen met het uitzicht op andere caravans, een grote koeienstal en nog verder weg een akker met mais.

Mei en september zijn mijn lievelingsmaanden: mei omdat het nog net geen zomer is, september omdat het nog net geen herfst is. Het zijn maanden die een verwachting met zich meedragen: bijna zomer, bijna herfst. Omdat we deze hele maand in de caravan gaan wonen - in verband met Bernards nieuwe baan- had ik naar 1 september uitgekeken. “Voor jou is het vakantie, voor mij hard werken”, met een grijns was Bernard vanmorgen vroeg naar Utrecht vertrokken. Het enige wat mij te doen stond was de caravan in te ruimen. Want daar waren we gisteren niet aan toe gekomen. In de voortent stonden dozen en koffers en bakken met levensmiddelen, kleren, toiletartikelen, en schoenen.

Ik had gedacht dat alles in een paar uurtjes gepiept zou zijn. Maar dat viel vies tegen. En opeens kwam mijn hulp Jacintha in Kenia in mijn gedachten. De eerste keer dat ik bij haar -in de sloppenwijk- op bezoek kwam in Nairobi was ik onthutst geweest.  Al haar bezittingen waren in een ruimte van drie bij drie meter gepropt. Niet slordig, maar keurig. Het had me destijds verbijsterd. Vandaag besefte ik voor het eerst  hoeveel werk het haar dagelijks kost om een beetje normaal te kunnen leven in een sloppenwijk.  

maandag 31 augustus 2020

Missen

 

”We zullen jullie wel missen hoor!”, heel vaak hoorde ik dat de afgelopen weken. Nu hoeft dat uiteraard niet per se positief te zijn. Je kunt iets of iemand ook missen als kiespijn. (Op die manier zal ik het  eeuwige waaien in Friesland gaan missen. Maar ook daar zit ook een positieve kant aan: de lucht is hier zuiverder dan in de rest van Nederland.)

Vandaag is de dag dat we vanuit Friesland naar Nederland vertrekken. ‘Ik vertrek’ is een televisieprogramma over mensen die echt ver weggaan. Voor een oprechte Fries is alles buiten Friesland ver weg. Friezen zijn trots op hun provincie, hun taal en hun geschiedenis en Westereenders doen daar nog een schepje bovenop. Tussen dat volkje -dat ons helemaal in zich opgenomen heeft- mochten wij vier jaar wonen. En dat zal ik missen: het leven in een (h)echte, levendige dorpsgemeenschap. Waar het nieuws van iedere dorpsbewoner belangrijker is dan het wereldnieuws, waar mensen elkaar van de wieg tot het graf kennen, waar ze elkaar begroeten met ‘hoi leave’. (Spreek uit ‘li-i-fu’=lieve).

Westereenders deelden hun leven met ons en wij het onze met hen. Ik heb in vier jaar echt honderden mensen leren kennen. Sommigen waren net geboren toen we hier kwamen en die gaan nu naar school. Anderen waren al oud en zijn nog ouder geworden. Ik mocht in de rouwdienst van één oude mevrouw voorgaan toen Bernards collega met ziekteverlof was. Die ene dienst en de gesprekken aan haar overlijden voorafgaand, hebben diepe indruk op me gemaakt.

Ik zal de Westereenders  gaan missen, dat is zeker. Maar ik zal ook heel vaak aan hen terugdenken. Dat is nog zekerder. En ik hoop met mijn blogjes door te gaan op een andere plek. Daar komt nog een nieuwe naam voor, maar voorlopig blijft het: Oost-West (ereen) best! 

maandag 24 augustus 2020

Verhuizen

 

'Wij gaan verhuizen'. Een kort zinnetje waarin ons hele leven van de afgelopen weken besloten ligt. Verhuizen is: 'Je inboedel van het oude naar het nieuwe huis overbrengen.' Dit is de definitie zwart op wit, maar wat er niet bij staat is:

-      Hoe enerverend het is om elk voorwerp van die inboedel door je handen te laten gaan en je af te vragen: gaat dit mee, naar de kringloop, of naar de stort?

-     Wat we tot half december (als het nieuwe huis beschikbaar is) kunnen laten opslaan en wat we beslist mee moet nemen naar onze tijdelijke woning.

-      De stress die het kwijtraken van iets heel belangrijks met zich meebrengt: In welke doos had ik dat ook maar weer gedaan? 

H  Het unheimische gevoel dat een onttakeld huis met zich meebrengt: Wanneer zal ons leven weer normaal zijn? (De komende vier maanden nog niet, dat staat vast.)

    Het hoort allemaal bij verhuizen, niet voor niets staat dat ergens bovenaan op het lijstje van omstandigheden die stress veroorzaken. Nu zijn Bernard en ik veel vaker verhuisd, dus we kennen het klappen van de zweep. We zijn daarom bewust niet op vakantie gegaan om in alle rust, zonder veel stress, in te pakken. En deze keer blijven mij gelukkig veel andere dingen bij. Dingen die ook niet zwart op wit staan:

-      Het plezier dat wij sommige mensen konden doen met het afstaan van bepaalde spullen die echt niet meer in het nieuwe huis passen.

-      De herinneringen aan een rijk leven dat achter ons ligt en opgeroepen werd door de vele foto’s die opeens opdoken.

-     Het besef dat dit leven op aarde uiteindelijk een tijdelijk leven is: we laten Friesland achter ons, gaan ons in Utrecht vestigen, maar het is allemaal een pelgrimstocht naar de eeuwigheid.

maandag 17 augustus 2020

Aldi-fan

 

De ‘Aldi’ is niet meer uit Nederland weg te denken sinds 1973. Mijn moeder was vanaf het begin een grote fan en toen ik in 1976 in Groningen ging studeren ging dat op mij over: ik ben dus al meer dan 44 jaar trouwe klant en was daarom aangenaam verrast toen vier jaar geleden bleek dat de Westereen een grote Aldi heeft. Momenteel is die gesloten vanwege verbouwingswerkzaamheden maar in oktober zal de Westereense Aldi de grootste van Friesland zijn. ‘Misschien zelfs de grootste van heel Nederland’, vertelde Anneke mij.

‘Anneke van de Aldi’: wie in de Westereen kent haar niet? Ze woont zelf in Damwoude, een dorpje vlak bij de Westereen, maar werkt al meer dan twintig jaar hier: achter de kassa, tussen de schappen, inladend, sorterend, prijsstickers plakkend en lachend: dat laatste is haar handelsmerk en ik geloof dat de Aldi er goed aan gedaan heeft om haar als werkneemster aan te nemen. ‘Ik heb vier keer moeten solliciteren, want ik had niet de goede papieren.’ Hoe dom kun je zijn als werkgever? En hoe standvastig als sollicitant.

Afgelopen zaterdag heb ik afscheid van haar genomen. Dat waardeerde ze: ‘Er hebben hier eens Syriërs gewoond - voor slechts een jaar- en die kwamen ook afscheid nemen.’ Anneke heeft een blijvende indruk bij mij achtergelaten. Dat weet ik zeker. En erover peinzend wist ik opeens waarom: zij is altijd vrolijk. Echt altijd. Terwijl het hard werken bij de Aldi is. ‘Ik houd van lekker stevig bezig zijn’, vertelde ze me eens. Voor mij is zij een voorbeeld: iemand die met veel enthousiasme zwaar werk verricht, dag in dag uit, zonder te klagen, alsof het een feestje is. Ik zal haar missen. En ben oprecht blij voor haar dat de grootste Aldi van Friesland haar nieuwe werkplek wordt 😊

maandag 10 augustus 2020

Schouderklopje

 

“Kinne jo gjin jild krije?”, de pinautomaat haperde maar de vrouw die sprak bleef gelukkig op de vereiste afstand want ik was niet in de stemming om haar vraag te beantwoorden. In Leusden had ik volkomen anoniem met mijn karretje door Albert Heijn kunnen schuifelen. Hier kreeg ik op de meest onverwachte momenten een schouderklopje. Gisteren nog: met een stralend gezicht had een bejaarde man me midden in de supermarkt aangesproken met: ”Ha, u kent mij niet, maar ik u wel!” Iedereen in het dorp wist inmiddels wie ik was, voor mij zou het veel langer duren om gezichten te onderscheiden en namen te kennen.

“Het heeft tijd nodig hoor”, dezelfde vrouwenstem ging over in het Nederlands. Had ze aangevoeld dat ik moe was van alle veranderingen? Ze keek naar me op met ogen die een praatje verwachten. “Nou, ik geniet er best van om hier te wonen hoor”, ik hoopte dat dit joviaal genoeg klonk. Maar zij fronste haar wenkbrauwen: “Ik bedoel eigenlijk dat wij als Westereenders tijd nodig hebben. Het is een grote overgang voor ons, de vorige dominee was zo heel anders en die heeft hier elf jaar gewoond. Maar ik zeg tegen iedereen: ”We moeten deze mensen ook een kans geven, over een half jaar zijn we waarschijnlijk wel gewend.”

Op 20 september 2016 was dit mijn eerste blogje. Meer dan 200 zouden volgen. Wonen en werken als domineesvrouw in de Westereen bleek een grote inspiratie. En nu ben ik er helemaal aan gewend ben om elke maandag een uurtje te schrijven. Op 1 september van dit jaar stopt Bernards baan en dus ook mijn leven in de Westereen. Straks zal ik opnieuw anoniem door Albert Heijn in Leusden lopen maar ik durf te wedden dat ik die schouderklopjes echt zal gaan missen.

maandag 3 augustus 2020

Instrument

“Ik dacht dat jullie het hier in de Westereen zo naar de zin hadden, ja toch?” Met een uitdagend gezicht kijkt hij me aan. Gelukkig hoef ik me niet te verdedigen, want hij heeft gelijk: we hebben het hier in de Westereen naar onze zin. In een gemeente die voor onze komst nog twee waren, in een kerkgebouw waar naast de preek ook naar onze ‘eigen’ gospelband geluisterd kan worden, in een gebied waar je ‘de waarden van rust en ruimte en een grote mate van sociale samenhang vindt.' (citaat Friesch Dagblad 1 augustus 2020). We vertrekken naar een deel van Nederland en een dorp waar je anoniem kunt leven, dicht op elkaar, met files op de snelweg als opperste vorm van sociale samenhang. Waarom?

Veel mensen die ik de afgelopen week sprak hadden vraagtekens in hun ogen. In de preek van gisteren lag een antwoord besloten. Die preek ging over het bekeringsverhaal van Paulus. Voor mensen die thuis zijn in de bijbel een bekende figuur: iemand die van een fanatieke vervolger een (overigens niet minder fanatieke) volgeling van Jezus Christus werd. Hoe komt iemand van vervolgen (najagen, proberen om te brengen) tot volgen? (meegaan met, luisteren naar.) Bij Paulus kwam de ommekeer toen hij ging geloven dat Jezus Christus niet alleen die man uit Nazareth was die aan het kruis tot zijn einde gekomen was, maar de levende, opgestane Heer. Een Heer die boven hem als getrouwe Farizeeer stond, een Heer die boven alle mensen staat, een Heer die regeert over de wereld vanuit zijn eigen domein, de hemel. Een Heer in wiens hand een mens niet meer maar ook niet minder is dan een instrument.

In de hand van deze levende Heer zijn ook wij instrumenten die Hij ergens anders wil gebruiken: in Utrecht en Leusden en….


maandag 27 juli 2020

Afscheid


‘Komt er nog een afscheidsdienst?’, vragen mensen mij. Vanwege Corona weet ik dat niet en om die reden bezoek ik een aantal mensen thuis, om persoonlijk afscheid te nemen. Wel zo mooi eigenlijk. Heel mooi was dat gisteren.

Zij is over de tachtig en een echte Westereense die de helft van haar leven buiten de Westereen woonde en werkte als verpleegkundige. Onder andere in Sneek en Meppel, de laatste twintig jaar weer in de Westereen. Ze kent daar niet meer veel mensen en mensen kennen haar niet meer. Ze komt nauwelijks buiten want ze lijdt aan glaucoom: een oogziekte die haar langzaam helemaal blind maakt. Ze kan nu nog voor zo’n 15 procent zien en alleen van dichtbij. In haar kleine huisje weet ze precies de weg, naar haar keukentje, de slaapkamer en de cd-speler met luister-cd’s van de bibliotheek.

‘Ik ben Margriet, de vrouw van de dominee’, zeg ik als ik binnenkom. ‘Ja, ik hoor het en ik zie het nu ook en wat ruikt daar zo heerlijk?’, vraagt ze als ik dichterbij kom. Ik zet het kleine vaasje met lathyrus uit onze tuin voor haar neer en ze is blij verrast. ‘Wat is dat voor een vaasje?’, zegt ze. ‘O, heel gewoon hoor, eigenlijk een medicijnflesje, ik heb het etiket eraf gehaald, u mag het houden’. En dan komt het. Ze staat op, schuifelt naar de vensterbank en grijpt voorzichtig naar een rank vaasje. In echte Jugendstil, van paars glas, met een bolle onderkant in de vorm van een kleine tennisbal en een hele hoge slanke hals: ‘Dit krijg je van mij, als afscheidscadeau’.

Zou ze beseffen dat ze met dit cadeau het afscheid ongedaan gemaakt heeft? Want aan haar zal ik altijd blijven denken als ik straks in Leusden een bloem in dat prachtige vaasje zet. 

maandag 20 juli 2020

Mus


“Zelfs de mus vindt een huis en de zwaluw een nest waarin zij haar jongen neerlegt”. Ik las deze zin in Psalm 84, een paar weken geleden, toen wij onze eerste stappen zetten in het nieuwe leven dat voor ons ligt. Bij dat nieuwe leven hoort een nieuw huis. Blijven wonen in de Westereen is geen optie. “Jullie huis hier zijn jullie zomaar kwijt”, vertelden kenners ons, “maar een huis vinden daar in het westen wordt een stuk moeilijker.” Die kenners hadden gelijk. Als twee mussen gingen wij op zoek en het leek zoeken naar een speld in een hooiberg. ‘Mevrouw, op dit huis is al een bod gedaan’, of: ‘dit huis is al verkocht’, of: ‘wilt u gaan bezichtigen, dat kan maar er zijn nog 20 wachtenden voor u.’ De hooiberg was Funda. De speld dat ene betaalbare huis voor ons. Nooit geweten dat er zoveel mussen op zoek zijn naar een huis.

In een andere tekst, in het Nieuwe Testament, staat dat een mens in Gods ogen meer waard is dan een mus. Er zou toch ergens een huis voor ons klaarstaan? Na honderden huizen op Funda bekeken en tientallen telefoontjes gepleegd te hebben werd ik het zoeken moe. ‘Ik ga een stuk wandelen en laat Funda even voor wat het is’, mompelde ik op een avond tegen Bernard. Toen ik terugkwam zag ik hem triomfantelijk op de bank zitten met de laptop op zijn schoot: ‘Kijk, ik zie hier een huis waar ik echt graag zou willen wonen, dat al drie weken te koop staat. Nog niet verkocht dus.’ Dit huis zijn we gaan bekijken, het bleek nog beter dan op de foto’s. Er staat nu ‘verkocht onder voorbehoud' bij die foto’s. Want wij kochten het, op dezelfde dag dat wij ons huis in de Westereen verkochten.

Wonderlijk!

maandag 13 juli 2020

Kom uit de ark


“Heb je ’t al gehoord, Noach bouwt een boot, kom maar gauw aan boord hij is reuzegroot, doet wat hij je zegt, anders kom je om, recht is recht en krom is krom. Kom aan boord, kom aan boord!” Elly en Rikkert: een lied met timmergeluid op de achtergrond. ‘Kom uít de ark’ is de titel van de preek van Reinder de Roos die ik vanmorgen op de camping voor de caravan beluisterde. Nadat Noach voor meer dan een half jaar in de ark had gezeten, brak de tijd aan dat hij de ark uit moest. 

We zitten een paar dagen op een camping in het midden van het land, niet om vakantie te vieren, maar als eerste stap in ons nieuwe leven. Bij werken in Utrecht vanaf 1 september hoort wonen in de buurt van Utrecht. En daar hoort weer een huis bij. Maar een huis kopen ergens rond Utrecht is makkelijker gezegd dan gedaan, zelfs als je over veel  geld beschikt. Dat doen we niet, dus ik ben voorbereid op alles. Het is de eerste stap die we zetten uit de veilige ark van de Westereen. Het is spannend.

Voor Noach moet het ongelooflijk spannend geweest zijn om met zijn gezin helemaal opnieuw op een lege aarde te beginnen. Voor Bernard en mij geldt hetzelfde. Het is avontuurlijk, maar voelt ook een beetje angstig. In de Westereen wisten we wat en wie we hadden en waar we aan toe waren. Het was prachtig om op het pleintje van de Balstien te wonen waar we bijna iedereen kenden. Het grote onbekende overvalt me soms midden in de nacht. Dan kan ik er niet van slapen. En dan helpt me zo’n preek over Noach die ook de opdracht kreeg om met God het onbekende tegemoet te gaan.

maandag 6 juli 2020

De wind waait


“Hoor de wind waait door de bomen, zelfs in huis hier waait de wind”: inderdaad: zelfs in ons huis momenteel. Niet alleen in het onze overigens, in heel Nederland waait het en in het vlakke Friesland misschien wel meer dan op andere plekken. Maar in ons huis aan de Balstien in de Westereen horen wij de wind ook op een andere manier: ”De wind waait waarheen hij wil. Je hoort hem, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij naartoe gaat. Zo is het ook met de Geest: Je weet niet waar hij vandaan komt en hoe hij werkt.”

In Johannes 3 vergelijkt Jezus het luisteren naar zijn stem met het luisteren naar de wind. De wind brengt alles in beweging: de grote parasol in onze tuin is erdoor omgewaaid en ik hoef de uitgebloeide rozen niet meer af te knippen, de wind is mij steeds voor. Wij hoorden de stem van Jezus de afgelopen weken fluisteren: over een andere plek in zijn Koninkrijk, over werken voor de nood van de wereld, over zending en werelddiaconaat. De stem kwam uit een advertentie. We wisten niet of het de stem van de Goede Herder was, maar we gingen ernaar op zoek, informeerden over de baan, zochten de Heer in het gebed, gingen in op een sollicitatie en wachten af. Er waren meer mensen die interesse hadden in deze baan en wij hoefden wat ons zelf betreft niet uit de Westereen vandaan. Maar de wind bleef maar waaien: van alle sollicitanten bleef Bernard over: ’Kom, neem je plaats in, fluisterde de stem van de Goede Herder.” 

Dus zullen we verhuizen naar het midden van het land waar het Dienstencentrum van de PKN staat. Hoe het allemaal zal gaan (en zal zijn straks) weet alleen de wind.

maandag 29 juni 2020

Sluipmoordenaar


Na meer dan 100 dagen aan heel veel Corona-regels gebonden zijn haalt iedereen in Nederland opgelucht adem: het ergste is voorbij. We mogen weer naar een terrasje, samen in een auto, naar de sportschool en zelfs naar het zwembad. Weliswaar niet overal en niet in groten getale, maar toch. Iets om dankbaar voor en blij mee te zijn.

Maar: zijn we dat ook? Als premier Rutte verslag doet van de nieuwe regels krijgt hij veel kritiek. Het klinkt mij als een repeterende grammofoonplaat in de oren maar eigenlijk is het gewoon ‘gezeik’: ‘Waarom moeten we nog steeds die anderhalve meter aanhouden, waarom nog steeds regels? Heeft de regering niet te veel macht met al die noodmaatregelen?’ Niet alleen op tv, ook in de wandelgangen zijn mensen het niet met de regels eens: ’Ik doe niet moeilijk hoor, ik omarm je gewoon, dat moet toch kunnen?’, hoorde ik. In maart werd ons verteld dat de strenge regels waarschijnlijk tot 1 september zouden duren. Nu is dat ‘tot 1 juli’  geworden, dus het ergste is veel eerder voorbij, maar toch willen mensen demonstreren. Veel Nederlanders houden blijkbaar niet van regels en wetten en zijn meer van de ‘vrijheid-blijheid’. Maar met een onbekende sluipmoordenaar onder ons -die op allerlei momenten kan toeslaan- is ‘vrijheid-blijheid’ simpelweg kortzichtigheid. Een sluipmoordenaar gaat in het verborgen te werk. Het corona-virus ook.  Dus moet je zorgen dat je die moordenaar voor bent: maatregelen treffen waardoor hij geen kans krijgt om slachtoffers te maken, zijn mogelijke bewegingen inperken. De regering perkt niet haar burgers in door die beperkingen maar probeert de sluipmoordenaar slim af te zijn.

Wat beperking van de ‘vrijheid-blijheid’ mag lijken is niet meer en niet minder dan bescherming voor velen van blijvende gezondheid. Eigenlijk zouden we daar met zijn allen heel erg blij mee moeten zijn!

maandag 22 juni 2020

Ons dagelijks brood


De meeste mensen zullen deze titel herkennen uit het Onze Vader, het gebed dat Jezus zijn leerlingen leerde. Ikzelf ken het al vanaf mijn aller vroegste jeugd, maar met het verstrijken van de jaren krijgt het meer diepgang voor me. Vanmorgen trof me dit: “Geef ons heden ons dagelijks brood.” Hier staat geen woord te veel en geen woord te weinig:

-     Geef! Je mag God dus vragen om je iets te  geven. Je mag iets verlangen.
-     Ons: je begint niet met ‘ik’ maar je ziet je leven in verband met anderen.
-     Heden: je beperkt je tot vandaag en komt niet met een meerjarenplan bij God.
-     Ons: Je bidt niet om brood in het algemeen: ‘ons’ is een specifieke groep.
-     Dagelijks: Je bidt om precies dat wat bij de dag hoort: de ene dag heb je dit nodig, de andere dag dat.
-     Brood: Je bidt om wat broodnodig is. Niet om meer, niet om minder.

Vanmorgen heb ik het toegepast. In mijn hoofd zitten allerlei lange termijn wensen maar ik dwong mezelf om me te beperken tot wat ik vandaag nodig heb. En dat is inspiratie voor het boekje waar ik vanaf dag 1 van de Coronacrisis mee bezig ben. Dat gebed is al verhoord want vanmorgen heb ik lekker zitten schrijven. Al schrijvende kwam Bernard binnen: ’Heb je zin om vanmiddag met mij die en die te bezoeken’. Eigenlijk had ik meer zin om lekker door te schrijven maar het gebed kwam in mijn gedachten: ik had ook voor zijn dagelijks brood gebeden en dat bezoek hoort daar voor hem vandaag bij. Door mee te gaan zou ik hem kunnen helpen.

Zo verloste dit gebed op de vroege ochtend mij van mijn egocentrisme en hadden wij een  plezierige middag samen 😊

maandag 15 juni 2020

Ballonvaart


In Leusden zweefden ze in de zomer bijna dagelijks boven ons hoofd: Grote ballonnen met kleine mandjes er onderaan met -van een afstand- piepkleine mensjes erin. Vrienden van ons wonen vlak buiten Leusden en die maakten eens mee dat een ballon op de wei van een naburige boer een noodlanding maakte. ‘Dat mandje is van dichtbij helemaal niet klein hoor’, vertelde mijn vriendin. Een paar jaar later kregen zij van hun kinderen een ‘ballonvaart’ cadeau op hun 25-jarig huwelijk. Pas na drie jaar kwam het ervan: ’Want ik vond het altijd heel eng, maar het is reuzeleuk’. Het lijkt mij nog steeds eng.

Maar…:gisteren waren Bernard en ik 30 jaar getrouwd. Nu zijn wij allebei niet zo van de feestjes en wonen onze kinderen ver weg. Dus de verrassing was groot toen ze alle drie-met aanhang-en-kinderen opeens verschenen. Met een gezamenlijk cadeau: een ballonvaart. Ik dacht aan mijn vriendin. Onze kinderen kennen hun moeder en hadden ook aan een eventueel alternatief gedacht. Maar ik zag Bernards ogen stralen dus ik hield me stil. In de afgelopen dertig jaar heb ik wel meer dingen met hem gedaan waar ik eerst tegenop zag en die groots bleken uit te pakken.

Hopelijk gaan we het deze zomer meemaken: in het mandje van heel hoog naar beneden kijken, in plaats van andersom. In Kenia mocht ik vaak met een MAF piloot meevliegen als er een zitplaats over was en dat had steeds dezelfde uitwerking op mij: van boven is het vanzelfsprekend om je eigen bestaan een beetje te relativeren. Want van boven moet je goed kijken om een mens van een dier te onderscheiden en zien grote huizen er als speelgoedhuisjes uit. Van boven lijkt het leven één groot spel. Ik stapte vaak grinnikend uit: dankbaar dat ook ik mee mag spelen.

maandag 8 juni 2020

Vakantie


Veel woorden die voorheen niet tot ons vocabulaire hoorden zijn nu alledaags: pandemie, epidemioloog, viroloog, quarantaine en lockdown. De term ‘lockdown’ deed na ‘quarantaine’ zijn intrede. ‘Quarantaine’ is afgeleid van ‘quarante’”: veertig: veertig dagen opsluiting. ‘Lockdown’ betekent eigenlijk precies hetzelfde: opsluiting, maar niet gebonden aan veertig dagen. Meer dan zeventig dagen moesten we, voor zover mogelijk, ons in onze eigen huizen opsluiten. Er stond geen gewapende politie voor de deur om ons, zodra we een paar stappen naar buiten deden, in de kraag te grijpen. In Nederland was het een ‘intelligente lockdown’ en werd er aanspraak gedaan op ieders eigen verantwoordelijkheidsgevoel. We zijn en blijven tenslotte een democratie.

Maar sinds een paar weken hebben al die nieuwe woorden het veld moeten ruimen voor het voor het oude vertrouwde woord ‘vakantie’. ‘Vakantie’ komt van het Latijnse ‘vacare’ en dat betekent ‘vrij zijn’. Het woord vakantie beheerst gewoonlijk de sterreclame van januari tot en met juni. Zodra de Coronacrisis haar intrede deed verdween het uit de media. (Het zou wrang geweest zijn om over ‘vakantie’ te spreken naar mensen toe die opgesloten zijn.) Maar nu de gedwongen ‘vrijheid’ een beetje voorbij is vinden veel mensen dat ze recht hebben op ‘echte vrijheid’, een echte vakantie. Dat snakken bespeur ik soms ook bij mezelf terwijl de gedwongen vrijheid voor mij best goed uitkwam en ik dagelijks geniet van mijn vakantie-achtige tuin.

De mensen die echt vakantie nodig hebben zijn zij die nooit gedwongen vrijheid gekend hebben, die geen dag opgesloten zijn geweest, wier werk met de dag intensiever werd: doctoren, verpleegkundigen, werkers in de verpleegtehuizen, ouderenzorg, mantelzorgers. Wanneer die zeggen dat ze snakken naar vakantie dan is dat heel begrijpelijk. En het is maar de grote vraag of een echte goede vakantie er dit jaar voor hen inzit.

Laten we hen niet vergeten!

maandag 1 juni 2020

Vrijheid versus ver(antwoord)elijkheid.


Na twee maanden thuiszitten baande ik me tussen de middag naar ons winkelcentrum. Dat is de afgelopen maanden in een bouwterrein veranderd vanwege een grootschalige verbouwing van de Aldi. Voor de bakkerswinkel ontmoette ik twee dames op leeftijd. De ene kwam ik -voor Corona- wekelijks tegen in de bibliotheek. De andere elke dinsdagavond op de gebedskring van de kerk. Met het uitzicht op een grote lege vlakte -waar het voorheen gezellig winkelen was- verzuchtte ik tegen hen: ’Wat een rare tijd he, eerst zie je elkaar elke week en dan helemaal niet meer.’ Mijn bibliotheek-vriendin knikte: ’Ja en daarom ben ik nu alweer drie keer naar de bieb geweest.’ Zij is weduwe en die uitjes naar de bieb heeft ze broodnodig. ‘Nou Margriet, het klinkt misschien heel stom, ik mis al die bijeenkomsten helemaal niet. Thuis kun je ook bidden he? Ik vind het eigenlijk heeeeerlijk!’ Met een uitdagende blik keek mijn gebedsvriendin ons aan.

Twee manieren van omgaan met de beperkingen van Corona: de ene beleeft het als een vrij veld zonder beperkingen. De ander als een lege woestijn waar elke fleur uit verdwenen is. Ikzelf zit ergens tussenin: vrijheid is fijn, maar kan ook verzanden in niks; dat wil zeggen dat er niks uit mijn handen komt. ‘Adam, waar ben je?’ riep God in het paradijs nadat Adam zich voor hem verstopt had. ‘Margriet, waar ben je?’, roept Hij naar mij. Hij verwacht een antwoord. Ook nu. Ik mag dan meer vrijheid hebben, ik ben nog steeds ver-antwoord-elijk. Als antwoord naar Hem toe ben ik, nu al meer dan zeventig dagen geleden- met het schrijven van een boek begonnen. Voor Corona schreef ik alleen kleine blogjes, nu zijn het pagina’s vol.

Bernard, Carolien, David, Elly, Fred…waar ben je? Wat is jouw antwoord naar God toe?

maandag 25 mei 2020

Idool of held?


“In de huidige tijd hebben jonge mensen weliswaar veel idolen maar weinig helden.” Dertig jaar geleden schreef Pieter van Kampen dit. Hij is inmiddels overleden, hij was schrijver, radiopresentator, predikant en zeer belezen. Met name de geschiedenis van zending boeide hem: wat drijft mensen om de zending in te gaan? Om eigen bodem te verlaten en zich te vestigen in een vreemde cultuur?

‘Tot het uiterste gaan’ is de titel van één van zijn boeken. Je hoeft het boek niet eens te lezen om de essentie ervan te begrijpen: een zendeling is iemand die er alles voor over heeft om Jezus te volgen. Iemand die, gedreven door de persoonlijkheid van Jezus, zich tot het uiterste der aarde laat leiden. Voor een echte zendeling is Jezus niet een idool om te vereren op een afstand, maar een held om na te volgen.

Is het je wel eens opgevallen dat de idolen op Facebook prat gaan op het aantal ‘volgers’ dat ze hebben? Dat gaat dat van honderden, tot duizenden tot zelfs miljoenen. Een ‘volger’ is iemand die vanuit zijn stoel, achter de laptop of met mobiel in de hand zijn idool volgt. De volgelingen van Jezus waar Pieter over schreef bleven niet in hun stoel zitten maar gingen er op uit om dezelfde dingen te doen als hun held.

Is Jezus Christus jouw idool of jouw held? Het is de moeite waard om daar eens over na te denken. Ben je een ‘volger’ of een ‘volgeling’? Blijf je - geïnteresseerd en gelovig- op je stoel naar hem zitten luisteren of kom je echt in beweging? ‘Tot het uiterste gaan’ is voor het begin veel gevraagd, op je eigen plek beginnen is een goede start. ‘Je houdt van Mij als je volgens mijn regels leeft.’ (Johannes 14:21)

maandag 18 mei 2020

Het Nieuwe Normaal (2)


Zodra je de tv aanzet hoor je over ‘het nieuwe normaal’: het andere leven dat we moeten leiden als gevolg van het Coronavirus. Anders dan we gewend waren. In Nederland waren veel mensen heel veel gewend. Daarover schreef ik vorige week en ik dacht toen dat ik uitgeschreven was. Maar tot mijn grote verrassing kwamen ik de terminologie tegen op een plek waar ik het niet verwacht had. Niet tijdens een tv-uitzending, niet via social media, niet over de radio maar in de bijbel. Ik citeer letterlijk:

‘Jullie mogen de wereld en alles wat daar normaal is, niet liefhebben. Want als iemand de wereld liefheeft, dan is de liefde van de Vader niet in hem.

In de wereld is het normaal om je eigen verlangens te volgen. Het is daar normaal om alles wat je ziet, te willen hebben, en om op te scheppen over je bezit. Zulk gedrag hoort bij de wereld, en niet bij de Vader.

De wereld gaat voorbij. En ook het verlangen naar de dingen in de wereld gaat voorbij. Maar wie doet wat God wil zal eeuwig leven.’  (Johannes 2:15-17)

Oef. Dit raakte me. Ik heb namelijk veel eigen verlangens. Naar een mooie vakantie bijvoorbeeld. Misschien komt dat er dit jaar niet van. Hoe ga ik daar mee om? ‘Je eigen verlangens volgen’ betekent: ervoor zorgen dat die verlangens vervuld worden: ‘Zulke gedrag hoort niet bij de Vader.’ Wat voor gedrag hoort dan wel bij de Vader? 

Ik heb de hele Johannesbrief er maar es op nagelezen en ik kwam op één woord uit: naastenliefde. Ik geloof dat het waar is: als ik alleen gericht ben op wat ik (met de klemtoon op ik) verlang dan ga ik snel aan mijn naaste voorbij. En dat is niet normaal in Gods ogen.     

maandag 11 mei 2020

Het Nieuwe Normaal


Vandaag is dag 57 van de ‘ILD’, de ‘Intelligente Lock down’. 57 dagen geleden was dat een volkomen onbekend woord, nu niet meer. Net zoals ‘RIVM’. Die afkorting hoor en lees je de hele dag. Ik durf zomaar te beweren dat lang niet iedereen weet waar dat voor staat. Maar in de afgelopen 57 dagen heeft het ‘RIVM’ over ons geregeerd. Uiteraard regeerde premier Rutte en het parlement, maar premier Rutte ‘laat zich volkomen leiden door de wijze beslissingen van het ‘RIVM’ Ook iemand die maar weinig naar het nieuws kijkt zal dit gehoord hebben. Wij kijken elke avond en voor mijn gevoel was die zin een repeterende grammofoonplaat.

‘RIVM’ staat voor ‘Rijks Instituut Voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne’. En we mogen dankbaar zijn voor dat instituut want met de regering loodst ons het door de Coronacrisis. Deze week zijn we in een nieuwe fase beland. Kappers en scholen zijn weer open, winkels waren dat al, restaurants, theaters en bioscopen moeten nog even wachten. Een hele nieuwe discussie is ontstaan: op tv en in de supermarkt (de plek waar mensen samenkomen); ‘Waarom de kapper wel, maar de sportschool niet?’ 

Premier Rutte moet zich vaak verantwoorden op tv en krijgt dan veel voor zijn kiezen. Maar hij antwoordt steevast met ‘we moeten naar het ‘HNN’, ‘Het Nieuwe Normaal’. Sinds het Coronavirus op de wereld rondwaart moet alles anders gaan dan we gewend waren. In Nederland waren veel mensen heel veel gewend: meerdere buitenlandse vakanties per jaar, meerdere keren per week uit eten buitenshuis, minstens één keer per week naar de sportschool. Allemaal zaken die ‘normaal’ zijn in een welvaartsmaatschappij als de onze. 

In Afrika is welvaart niet normaal. Daar zijn veel mensen elke dag weer blij als er tenminste brood op de plank komt. Hoe ‘normaal’ waren wij eigenlijk?

maandag 4 mei 2020

Ouder worden


Over een maand word ik 62. Dat is nog lang geen 91, zoals mijn vader, maar het voelt ‘oud’. ‘Ik wilde niet oud worden en heb me daarvan moeten bekeren’, vertelde een kennis van mijn leeftijd. Ik begreep het.

Vlak voor de Coronacrisis toesloeg beseften Bernard en ik – tot onze teleurstelling- dat onze retro ‘Kip’ caravan geschikt was geworden voor moderne hippies, maar dat wij er te oud voor werden: geen stromend water, geen koelkast, geen wc. Met name dat laatste dreef ons richting caravancentrum van de Westereen, het grootste van heel Noordoost Friesland. Je vindt er caravans in alle soorten en maten en prijsklassen. Caravans met wc en stromend water en verwarming en rolgordijntjes en veel kastruimte. (Alles wat in de Kip ontbrak.) Eén ochtend rondwandelen op het terrein en caravans van binnen bekijken was voldoende om als eigenaars van een 20 jaar jonge ‘Knaus’ te eindigen. Onze Knaus is Duits en van het soort waar ik vroeger op neerkeek: een ‘oude mensen caravan.’ 

Maar na een week op een natuurcamping in Drenthe -in Corona tijd open ‘voor caravans met een eigen toilet- en doucheruimte’ - is mijn vroegere weerzin veranderd in een loftrompet. De firma Knaus zou me in kunnen huren om advertenties voor het bedrijf te schrijven: ‘Elke Knaus een comfortabel house’. Zo voelt het: een huisje, van alle gemakken voorzien en volledig ‘Corona-proof’.

Vorige week maandag vertrokken we, vandaag kwamen we weer terug. Onze Knaus heeft haar vuurdoop doorstaan:”60+ proof”. Klap op de vuurpijl van alles was de opmerking van onze jongste kleindochter die met moeder en zusje een middag op bezoek kwam. Ik probeerde iets in de Knaus even uit. Zij stond naast me en keek toe hoe ik klungelde: ’Ik weet dat je oud bent oma, maar je kunt het!’

Dankjewel kind.
   

maandag 27 april 2020

Honeymoon


Als ik dit schrijf zitten we 40 dagen in quarantaine. En dat is een cruciaal moment, weet ik uit ervaring. Niet omdat er al eens eerder een Corona epidemie is geweest. Wel omdat ik 40 dagen en nog veel langer een andere verandering meemaakte: wonen en werken in Kenia. Destijds, begin november 1998, begon het daar opeens aan mij te knagen. Wij waren half september met het vliegtuig en drie kinderen en 10 koffers geland en het avontuur was begonnen. Onze woning in Nederland was leeg. Veel spullen waren weggegeven. Meubilair en orgel waren opgeslagen, kortom: we waren er klaar voor.

En het was genieten geblazen, die eerste weken in Nairobi. Ik genoot werkelijk van alles, niet in het minste van het mooie weer. “Dit is gewoon een lange vakantie”, jubelde ik door de telefoon naar mijn ouders. Maar na zes weken kwam de omslag. Opeens miste ik mijn oude leven in Nederland. Daar hadden we tussen tientallen studenten op een Bijbelschool gewoond, nu moest ik ’s ochtends alleen koffiedrinken. De Keniaanse hulp -die ons vanaf het begin toegewezen was- begon opeens vreselijk op mijn zenuwen te werken. Ik kreeg last van mijn rug en was bang nooit echt aan dit nieuwe leven te zullen wennen. ‘Ja, de honeymoon is voorbij, nu komt het eropaan’, waren de woorden van een oude zendelinge die al jaren in Afrika woonde. Het woord ‘honeymoon’, de eerste weken van een huwelijk, kende ik, maar niet in dit verband. Haar uitspraak hielp me om het veranderde leven echt ‘aan te gaan’. 

Na veertig dagen in de woestijn, kreeg Jezus tenslotte honger. 
Na 6 weken (=42 dagen) in quarantaine, wordt het moeilijker. Dat is de normale gang van zaken in een veranderingsproces. Volhouden en rustig doorgaan: dat is waar het nu op aankomt.      

maandag 20 april 2020

Geduld


Dit is mijn 5e blogje over de quarantaine: ik schreef eerder over ‘geplande dagindeling’, over ‘het meisje dat haar oliebol in zeven stukjes sneed,’ over ‘hamsteren’ en over ‘wat we straks gaan doen’: dat weten we nog niet. Toen ik het eerste blogje schreef op 16 maart bedacht ik om tijdens deze crisis steeds iets te schrijven wat ermee in verband staat. Ik ben benieuwd of dat gaat lukken. En of ik het überhaupt nog interessant vind naarmate het langer en langer duurt.

Overal op internet vind je artikelen en blogjes en interviews en grafieken en spellingen en ga zo maar door over de periode waar we nu wereldwijd inzitten.  De ene mening volgt de andere op. Er is echt nieuws en fake-nieuws, er zijn overeenkomsten en ook grote verschillen tussen de landen, de continenten, de steden en de dorpen. Hier in Friesland zijn we nog vrij goed af als ik de tabellen en kaarten mag geloven. ‘Wat we straks gaan doen’ weten we nog niet. Wanneer het zover is (dat dit allemaal afgelopen is) weten we ook niet. Hoe Nederland er dan economisch en psychisch-sociaal en medisch uitziet weten we ook niet. Wanneer de ziekenhuizen weer ‘gewoon’ kunnen opereren voor niet Corona-patienten weten we niet. Kortom: de toekomst is één groot vraagteken en we hebben gelukkig een minister-president die dat eerlijk toegeeft. Iemand die geen beloftes doet die hij niet waar kan maken en al helemaal niet iemand die ‘fake-nieuws’ verspreidt.

Eigenlijk kunnen we in deze tijd allemaal maar één ding doen en dat is wachten. Wachten tot het voorbij is, tot er een wending ten goede komt. Geduldig zijn. En laat dat nu de meest christelijke eigenschap zijn die er bestaat: ’De liefde is geduldig’, zo begint 1 Corinthiërs 13. Laten we deze tijd gebruiken om hierin te groeien…   

maandag 13 april 2020

Paasjubel


Op 10 maart dit jaar, dus vlak voor de Coronacrisis in volle hevigheid ons land zou gaan teisteren, stapte ik om 9.20 in de Arriva stoptrein naar Leeuwarden. Het weer was guur, regenachtig en koud. En ik was gespannen want ik was op weg naar Joukje in Steenwijk. Joukje leerde ik kennen in mijn studententijd in Groningen, we raakten bevriend en woonden meerdere jaren samen in een huis. Dat gespannen gevoel op mijn borst had een reden: Joukje heeft terminale longkanker. Ze is in mijn beleving de meest vitale vrouw op aarde en kiest altijd met zorg uit wat ze eet. Maar nu is ze ‘thuis en in de laatste fase’. Zo had ze me het geappt. 

Hoe zou ik haar aantreffen? Uitgeteerd op een ziekbed met haar man en kinderen aan haar zijde? Zou ze nog wel kunnen praten? Joukje is de eerste vriendin van mijn eigen leeftijd die gaat sterven. Terwijl de regen op mijn gezicht striemde liep ik het laatste stuk naar haar huis, belde zenuwachtig aan en wachtte op wat komen ging. ‘Ha Margriet!’, de deur ging met een zwaai open en daar stond ze, frêle in een strak glanzend zwart jurkje met chique laarsjes eronder. Roze lippenstift en een zilveren kettinkje maakten het plaatje compleet.

Ik omhelsde haar en kon niets anders uitbrengen dan: ‘Joukje, ik ben zo verdrietig.’ Maar zij liet me los en keek me aan alsof ik een abnormale vraag had gesteld: ‘Waarom?’ Stilte. ‘Nou, je gaat sterven…’ Om dat zomaar uit te spreken voelde inderdaad heel raar. ‘Maar Margriet, je hoeft niet verdrietig te zijn, want ik ga naar de hemel’, het klonk als muziek. En ik geloofde haar. Ze trok me mee naar de kamer waar we met zijn tweetjes – net zoals vroeger- over het leven hebben gepraat.

maandag 6 april 2020

Wat gaan we straks doen?


Quarantaine: veertig.

Veertig jaar duurde Israëls' tocht door de woestijn voordat het het beloofde land binnen mocht. Veertig dagen vastte Jezus in de woestijn. Wij zijn nog geen veertig dagen ‘onderweg’, maar het voelt lang omdat we (bijna) niks mogen doen waar we anders onze dagen mee vullen. We moeten thuis werken, mogen niet sporten in de sportzaal, geen gezellige samenkomsten hebben en niet buitenshuis eten. ‘Als dit allemaal afgelopen is dan gaan we de bloemetjes buitenzetten. Dan halen we het allemaal in, dan…’ Iedereen heeft zo zijn eigen dromen over ‘straks als dit voorbij is.’ 

Maar bijbels gezien kun je quarantaine ook van een andere kant bekijken. Want veertig jaar in de woestijn, veertig dagen vasten van Jezus en ook ‘veertig dagen vasten in de lijdenstijd’, hebben een andere bedoeling dan een tijdelijk ‘pas op de plaats’:
·       Veertig jaar in de woestijn waren nodig om het volk voor te bereiden op een heel ander soort leven dan het oude leven in Egypte.
·       Veertig dagen vasten in de woestijn waren de eerste fase van Jezus’ eigenlijke bediening op aarde.
·       Veertig dagen lijdenstijd zijn bedoeld als tijd van reflectie op het lijden en sterven van Jezus. Om beter te gaan begrijpen waarvoor Hij op aarde kwam en stierf. Om meer aan Hem toegewijd te worden.

Wanneer veel wegvalt waar een mens normaliter zijn plezier(tjes) aan beleeft en daar weinig van overblijft, dan is er altijd nog die Ene die ‘met ons is alle dagen tot aan het einde van de wereld.’ Die zich nooit opdringt, die zo zachtmoedig en nederig van hart is dat Hij makkelijk verdrongen wordt. En die maar één ding vraagt: ’Heb je Mij lief?

’Laten we bedenken hoe we straks invulling gaan geven aan ons ‘ja Heer, U weet dat ik U liefheb.’