maandag 27 maart 2017

Het trotse oma-gevoel

Sinds drie weken hebben we niet één, maar twee kleindochters. Wat een rijkdom! Vanwege mijn mobieltje - inmiddels vol met filmpjes en foto’s - weet half de Westereen van hun bestaan. “De trots straalt je je ogen uit”, hoor ik. De trots van het oma-schap. Toen Nynke, ons eerste kleinkind, ter wereld kwam woonden wij twee uur bij haar vandaan. Daarom maakten we haar ontwikkeling sprongsgewijs mee. “Dat gaat me met kleinkind nummer twee niet gebeuren”, en dus appte ik naar onze dochter: “Zal ik morgen even langskomen, misschien kan ik je met iets helpen.” “Super mam, dan kunnen we mooi wandelen, ik achter de kinderwagen en jij met Nynke op haar fietsje met de stok er aan vast.” Mijn trots groeide: ik bleek nodig als oma.

“We doen een kort wandelingetje, even bij de Hema lunchen en dan weer terug want Nynke moet het wel volhouden op haar fietsje.” Ik begreep het en genoot van elke stap. De baby lag lekker te slapen, we bespraken de bevallingsperikelen, het zonnetje scheen, iedereen was blij. Totdat we na onze lunch bij de Hema nog even door de paden liepen. “Let jij op Nynke, dan ga ik met de kinderwagen deze kant op”. “Komt in orde”, lachte ik.  Ik hield de stok van het fietsje vast en leidde Nynke naar de rekken van onze gezamenlijke interesse: oorbellen. Intussen keek ik zelf met een schuin oogje naar een ander schap, schatte dat een halve minuut nodig was om daar iets van te pakken en liet de stok van het fietsje even los. Precies in die halve minuut gebeurde het: Nynke verdween. En een trotse oma veranderde in een schuldbewuste. Welke kant zou ze opgegaan zijn, was ze überhaupt nog in de Hema, liep hier een kinderlokker rond die ik niet had opgemerkt?

“Blijf jij maar bij de kinderwagen, dan kijk ik wel rond”, mijn dochter reageerde gelukkig kordaat. In twee minuten was Nynke gevonden en na nog weer twee minuten waren wij op de terugweg naar huis. Het zonnetje scheen nog steeds maar het trotse oma-gevoel was even helemaal ondergesneeuwd door schuld en schaamte.

maandag 20 maart 2017

De winnende partij

Politiek geëngageerd of niet: meer dan 80 % van de mensen met kiesrecht ging vorige week woensdag naar de stembus. Diezelfde avond kregen de zenders die de uitslagen uitzonden de meeste kijkers: meer dan twee miljoen. Op de één of andere manier verbond dit mensen met elkaar, hoewel het ging om een strijd waarbij winnaars en verliezers uit de bus kwamen. 

Aan het einde van de evangelien moet er ook gestemd worden. Pilatus, de stadhouder van de Joden, roept het volk toe: ”Wie moet er gekruisigd, Jezus of Barrabas?” Het volk roept roept dan -bijna uit één mond-: “Jezus!”, terwijl het notabene een paar dagen daarvoor Jezus als mogelijke nieuwe koning in Jeruzalem had toegejuicht. De stemming was helemaal omgeslagen. En als er één is die dat verbaasd moet hebben zal het Pilatus geweest zijn. Want die had er alles aan gedaan om de stemming positief voor Jezus te laten uitlopen. Maar Jezus had alles ondergaan: ”Mijn koninkrijk is niet van deze wereld en daarom komt er nu geen redding voor mij.”

De mensen die Jezus ‘wegstemden’ dachten dat het ging om de verkiezingsstrijd tussen Hem en Barrabas. Maar Jezus wist dat het om een hele andere strijd ging: zijn sterven zou de definitieve overwinning zijn van het goede over het kwade. Zijn belangrijkste volgeling, Petrus, had hem daar bijna van afgehouden: “Dat verhoede God, dat zal u niet overkomen”. Het goede nieuws is dat het doodsvonnis Jezus niet jammerlijk overkomen is maar dat Hij- als de rechtmatige Koning van de wereld- er zelf voor koos om te sterven. En Hij heeft daarmee voor eens en voor altijd de macht van de heerser van de wereld (satan) ongedaan gemaakt. 

Hierover gaat het in de kerk, iedere zondag weer: De schijnbare Verliezer blijkt de uiteindelijke Winnaar te zijn.



maandag 13 maart 2017

Afkes tiental

Welke Fries kent het niet? “Afkes tiental”, geschreven door Nynke van Hichtum, vrouw van Pieter Jelles Troelstra. Haar echte naam is Sjoukje de Bok. Ze was de vijfde dochter van een dominee en werd in 1860 geboren in Nes, zo’n twintig minuten van de Westereen. Nes is het meest noordelijke dorpje boven Dokkum en ligt vlak bij Ternaard, waar Bernard en ik ook een tijdje woonden. Het mag dus niemand verwonderen dat Nynke van Hichtum tot mijn verbeelding spreekt. Dat deed ze overigens al toen ikzelf, als oudste van vijf domineesdochters, in Nunspeet woonde. Een oom bracht in die tijd “Afkes tiental” als verjaardagscadeautje voor één van ons mee. In die dagen speelden wij heel vaak ‘vadertje en moedertje.’

Toen ik een jaar of twintig was en de tijd aanbrak om aan een echte man te denken duurde het even voor die opdaagde. Ik was jaar in haar uit verliefd, dan weer op deze, dan weer op gene, maar de ware Jacob liet op zich wachten. Niet één, niet twee of drie jaar, maar meer dan tien. En dus begon pas op mijn 33e het echte moederschap. Wij kregen drie prachtige kinderen, een mooi getal, maar tien was in mijn beleving nog mooier geweest.


Onze kinderen zijn nu alle drie de twintig gepasseerd en vlotter op het liefdespad dan hun moeder. Dat betekent dat wij nu al drie plus twee (schoon-)kinderen hebben. Drie plus twee maakt vijf. Vijf plus één kleinkind brengt het aantal op zes. Vorige week werden we opnieuw opa en oma, van onze tweede kleindochter, waardoor het totaalaantal op zeven komt. Zeven (schoon, klein-) kinderen! Zoveel had ik nooit durven dromen toen die man maar op zich liet wachten. En nu kan ik bijna niet wachten met voorlezen van “Afkes tiental” aan onze kleindochters.    

maandag 6 maart 2017

Van preken naar strijken

De rol als ‘vrouw ván de predikant’, bevalt me opperbest. Want van mij wordt niet verwacht om elke zondag met een frisse preek de preekstoel te beklimmen en paraat te zijn bij kerkeraads-vergaderingen en familieaangelegenheden. En dat niet moeten geeft rust. Sinds onze trouwdag neem ik de telefoon niet op: “Met dominee Steenbeek”, maar: “Met Margriet Terlouw”. Ik vond dat veel mooier klinken en sprak het met trots uit. Want Bernard Terlouw was de prins op het witte paard, man van mijn dromen die mij ten huwelijk had gevraagd. Wie zou nog meer verlangen?

Ik dus. Want na een aantal maanden in de huwelijkse staat had ik genoeg van het strijken van de overhemden van mijn prins, kon koken me niet werkelijk boeien, om van stofzuigen nog maar te zwijgen. Ik verlangde terug naar het maken van een stevige preek en naar de ferme handdrukken erna. Bernard en ik hadden het samen zo besloten: hij zou het werk in de gemeente doen, ik zou zorg dragen voor het gezin. Maar het verlangen naar ‘meer’: meer status, meer ‘echt werk’, meer voldoening begon op de achtergrond aan me te knagen.

Totdat ik op een goede dag het ‘Onze Vader’ bad en dat gebed niet verder kwam dan de eerste twee woorden. Als in een flits zag ik het voor me: God wil dat wij Hem als Vader zien en onszelf als zijn kind. Het maakt niet uit of iemand president, bejaardenverzorgster, kleuter, accountant, asielzoeker, predikant of huisvrouw is. God ziet in ieder mens allereerst een kind waarvan Hij de Vader is en als goede Vader weet Hij precies wat ieder van zijn kinderen nodig heeft. 

Die morgen beleed ik: ”Onze Vader, vergeef me dat ik zo vaak wat anders wil zijn dan alleen uw kind.”