De
rol als ‘vrouw ván de predikant’, bevalt me opperbest. Want van mij wordt niet
verwacht om elke zondag met een frisse preek de preekstoel te beklimmen en paraat
te zijn bij kerkeraads-vergaderingen en familieaangelegenheden. En dat niet
moeten geeft rust. Sinds onze trouwdag neem ik de telefoon niet op: “Met
dominee Steenbeek”, maar: “Met Margriet Terlouw”. Ik vond dat veel mooier klinken
en sprak het met trots uit. Want Bernard Terlouw was de prins op het witte
paard, man van mijn dromen die mij ten huwelijk had gevraagd. Wie zou nog meer
verlangen?
Ik dus. Want na een aantal maanden in de huwelijkse staat had ik
genoeg van het strijken van de overhemden van mijn prins, kon koken me niet
werkelijk boeien, om van stofzuigen nog maar te zwijgen. Ik verlangde terug
naar het maken van een stevige preek en naar de ferme handdrukken erna. Bernard
en ik hadden het samen zo besloten: hij zou het werk in de gemeente doen, ik
zou zorg dragen voor het gezin. Maar het verlangen naar ‘meer’: meer status,
meer ‘echt werk’, meer voldoening begon op de achtergrond aan me te knagen.
Totdat
ik op een goede dag het ‘Onze Vader’ bad en dat gebed niet verder
kwam dan de eerste twee woorden. Als in een flits zag ik het voor me: God wil
dat wij Hem als Vader zien en onszelf als zijn kind. Het maakt niet uit of
iemand president, bejaardenverzorgster, kleuter, accountant, asielzoeker,
predikant of huisvrouw is. God ziet in ieder mens allereerst een kind waarvan
Hij de Vader is en als goede Vader weet Hij precies wat ieder van zijn kinderen
nodig heeft.
Die morgen beleed ik: ”Onze Vader, vergeef me dat ik zo vaak wat
anders wil zijn dan alleen uw kind.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten