maandag 25 februari 2019

Mooi (2)



Als beheerder van mijn eigen blogjes kan ik altijd precies zien hoeveel mensen ze lezen. De ‘mooie kleren-hobby’ lazen een paar honderd vrouwen. “Weer lekker bezig?”,  vroeg iemand me bij het Kruidvat. Die had het gelezen dus. Maar er waren ook andere reacties: ”Wat voor jou niet een verleiding is, is het voor mij wel hoor.” En: ”Wat mooi dat wij toch allemaal zo verschillend zijn, ik draag met vreugde mijn habijt.” Die laatste was van mijn zus die een ingetreden zuster is, zij draagt inderdaad iedere dag hetzelfde. 

De mode-industrie is één van de grootste ter wereld. Aan mode wordt ontzettend veel geld verdiend. En nu het voorjaar al vroeg zijn intrede doet zal de nieuwe lente-mode als warme broodjes over de toonbank gaan. Vorige week overleed Karl Lagerveld, een grote ‘modekoning’. ‘De Leonardo de Vinci op modegebied’, las ik ergens. De kleren die hij ontwierp vind je niet bij het Kruidvat of de Aldi. Maar kijken naar zijn ontwerpen blijft leuk.

Is dol zijn op mode een verslaving waar ik -als volgeling van Jezus- vanaf moet zien te komen? Voor God is het uiterlijk toch belangrijk dan het innerlijk? Al peinzende stuit ik op Spreuken 31:”Een lied over een sterke vrouw.” Het soort vrouw dat aan elke ongetrouwde man wordt aangeraden. Het is verrassend hoe zij beschreven wordt: Zij is bezig, van  ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. En waarmee? Met kleren! “Een sterke vrouw zoekt wol en mooie stoffen uit, ze maakt er prachtige kleding van-ze maakt haar eigen stoffen en kleren, daar is ze altijd mee bezig-ze draagt mooie en dure kleren-een sterke vrouw ziet er mooi en krachtig uit.” (Bijbel in gewone taal)

Waarmee ik maar zeggen wil: Waarom zou de mode-industrie alleen maar bezig mogen zijn met mooie kleding? (wordt vervolgd)



maandag 18 februari 2019

Mooi


“Kun jij eigenlijk wel eens een verleiding weerstaan?” Verbouwereerd kijk ik de vragenstelster aan. “Wat bedoel je?” “Nou, om eerlijk te zijn, jij hebt zoveel kleren dat ik je nooit in hetzelfde zie lopen.”

Niet alleen laarsjes, ook kleren zijn mijn hobby. Altijd al zo geweest. Zodra ik zelf kleedgeld kreeg -en dat was al op jonge leeftijd want mijn moeder wilde het zichzelf makkelijk maken- zocht ik klerenwinkels en paskamers op. In de jaren 70 was Nederland nog niet zo welvarend, dus het was soms een hele toer om iets moois te vinden. Dat is nu wel een ander verhaal. Ik ga bijna nooit de Westereen uit om kleren te kopen want zelfs Kruidvat en Aldi verkopen naast shampoo en pindakaas veel mooie dingen: broeken, rokjes, hemdjes, truien en jurkjes: teveel om hier op te noemen. Ik heb nog nooit zoveel kleren gehad waar ik zo weinig moeite voor heb hoeven doen. Wanneer ik een broek in mijn maat en naar mijn smaak zie liggen is dat niet een verleiding maar juist een geschenk uit de hemel. 

“Mijn kasten zouden op een gegeven moment uitpuilen”, die vragenstelster blijft doorgaan en ik probeer haar een beetje tegemoet te komen: ”Als mijn kasten uitpuilen dan breng ik altijd een lading naar “het Lichtpunt” (tweedehandsklerenwinkel met een goed doel). Ze knikt goedkeurend en ik raak op stoom:” Ik heb daar wel eens een jurk voor de tweede keer gekocht, een echt mooie die ik had teruggebracht. Die jurk heeft het Lichtpunt veel opgeleverd.” Eindelijk verschijnt er een grote grijns, die staat haar mooi. 

Mijn levensfilosofie is de volgende: een jaar heeft 365 dagen en God belooft dat zijn goedheid nooit ophoudt maar iedere dag nieuw is. Daar hoort voor mij iedere dag een mooie outfit bij. Als eerbetoon aan Hem!


maandag 11 februari 2019

Winter


Wat vindt u het mooiste seizoen: de zomer of de winter? Bij een enquête van het EenVandaag opinie panel zou zomer met stip op nummer 1 komen. Hoewel…Friezen zijn ook dol op de winter: hoe kouder, hoe beter. En heel Nederland vindt het jammer dat er ook dit jaar (waarschijnlijk) geen Elfsteden tocht komt. Ik ben een fervente fan van de zomer en wind daar geen doekjes om. Maar elke keer als ik dat doe hoor ik weer diezelfde tune: “Maar ik houd van de afwisseling van de seizoenen.” 

Er zijn dus mensen die ook van de winter houden. Ik zie het nut er niet van in. In Kenia maakten wij een permanente zomer van 11 jaar mee. “Dat zou niks voor mij zijn”, komt die tune weer. Maar mij verveelde het geen moment. Zomer is: leven, zonlicht, naar buiten toe zonder jas en ga zo maar door. Winter is: doodsheid in de natuur, grijze luchten en je jas niet vergeten anders word je ziek.

Maar gisteren hoorde een predikant op tv verkondigen: ”Wij allemaal hebben soms een winter in ons leven en die winter kan iets goeds brengen. In de winter word je namelijk gedwongen om binnen te blijven, om in plaats van naar buiten, naar binnen te gaan. De winter kan onze relatie met God verdiepen.”En opeens wist ik het weer: Dat is waar. Zo waar. In 2001 kreeg ik een ernstig ongeluk waardoor het jarenlang winter werd in mijn leven. Niet mooi. Maar moeilijk. Niet zonnig. Maar doods. In die somberte was maar één ding mogelijk: mijn heil bij Jezus zoeken.

En juist in die winterjaren heb ik Hem beter leren kennen. En dat niet alleen: mijn relatie met Hem is in die winter het beste geworden wat het leven te bieden heeft. Permanent!



zondag 3 februari 2019

Ikke, ikke, ikke...


In de elf jaar dat wij in Kenia woonden heb ik veel geleerd. Aangeleerd én afgeleerd. Zo leerde ik dat een Keniaan als hij over ‘mijn broer’ spreekt meestal niet zijn biologische broer bedoelt. “Oh, do you know so and so? Well, that’s my brother.” Aanvankelijk dacht ik dat iedereen in Nairobi familie van elkaar was. Tot ik beseft dat ‘my brother’ ook kan slaan op iemand met wie je bevriend bent. Of met wie je bevriend zou willen zijn. ‘My brother’ is voor een Keniaan altijd iemand met wie hij zich graag identificeert. Dus heeft elke zichzelf respecterende Keniaan honderden broers en zussen.

Een Keniaan denkt namelijk altijd in termen van ‘wij’. ‘Wij’ dat ben ik en mijn broers en zussen. ‘Ik’ alleen stel niet zoveel voor. Voor mij -als rechtgeaarde Nederlandse vrouw- lastig te begrijpen. Want als er één cultuur is waar het ‘ik’ belangrijk is dan is het Nederland. In Nederland is het vanzelfsprekend dat ouders voor hun kinderen zorgen. In Kenia hoor je als man-met-een-baan-en-dus-een-inkomen ook voor de kinderen van je broer te zorgen. (Als die broer niet zelf het schoolgeld voor zijn kinderen kan betalen .) Want een ‘ik’ bestaat niet in Kenia. Een ‘ik’ hoort altijd bij een ‘wij’. 

Ik ben blij, echt blij, dat ik dat een beetje in Kenia mocht leren. Inmiddels is het al weer bijna tien jaar geleden dat we Kenia en de ‘wij-cultuur’ verlieten en ben ik weer helemaal een ‘ik’ tussen 17 miljoen andere ikken. Toch zou ik beter moeten weten. Want niet alleen Kenianen leerden mij over ‘wij’. Mijn eigen Here Jezus deed het al veel eerder. In het gebed dat Hij aan zijn discipelen leerde gaat het namelijk niet één keer over ‘mij’ en ‘ik’. Negen keer wordt daar gesproken over ‘ons’ en ‘wij’!