maandag 25 juli 2022

Zondagmorgen

 

Het is onze tweede zondagmorgen op de camping en ik stel voor om vandaag niet naar de kerk te gaan. ‘We moeten onze eígen bijeenkomst niet verzuimen’, zeg ik tegen Bernard, 'maar die is in de Westereen en we zijn nu op vakantie.’’ Bernard capituleert en ik maak me klaar voor een lange wandeling door het bos vlak bij de camping.

Het eerste stuk is over de weg, een prachtige oude kronkelweg omzoomd door al even oude eiken. Ik geniet van het uitzicht: koren- en maisvelden, omzoomd door boswallen. Dan zie ik in de verte een fietser aankomen. Dichterbij herken ik hem, het is Evert. Toen we twee weken geleden aankwamen had het hard geregend en was de caravan in een kuiltje met water beland. De campingbaas zei: ’Ik vraag Evert wel even, die wil altijd wel helpen.’ Evert bleek een jongeman van dezelfde leeftijd als onze zoon, zelfde postuur: lang en open gezicht en heel spraakzaam. Hij hielp de caravan uit de kuil en vervolgens zag ik hem in twee weken niet. Nu bleef hij even stilstaan gebogen over het stuur van zijn fiets waar een rode zakdoek over hing. ‘Da’s voor de boeren’, zei hij, ‘die support ik.’

‘En wat doe jij zo vroeg hier?’, kon ik niet nalaten te vragen. ’Oh, ik ben even naar de Jumbo in Coevorden geweest, want Albert (de campingbaas) is christelijk en die mag geen boodschappen doen op zondag, dus doe ik het maar even voor hem, ik ben niet christelijk.’ Hoezo ben jij niet christelijk?, vroeg ik hem. ‘Nou, ik geloof in de oerknal en als je christelijk bent dan mag je daarin niet geloven.’

Dit was niet het moment om te  gaan preken, maar toch kon ik het niet nalaten en ik zei: ’Evert, volgens mij ben jij veel christelijker dan je denkt, want ik zie dat je altijd wil helpen, en dat is heel erg christelijk, een helper zijn.’ Ik zag dat Evert zijn wenkbrauwen optrok en er verscheen een klein lachje op zijn gezicht.’

Ook 'waar twee in mijn naam  bij elkaar zijn ben Ik in hun midden' 😊

maandag 18 juli 2022

Tijd

 

Eerste handeling die ik s ’morgens verricht is een wandelingetje door ons achtertuintje. Aan drie zijden van onze pastorie grenst een immense lap grond, maar aan de vierde kant is een ommuurd achtertuintje. Binnenplaatsje zou je het ook kunnen noemen. Daar zaaide ik in maart Zinnia-zaadjes. Al vrij snel verschenen er kleine groene sprietjes, in april werden die sprietjes steeds groter en in mei waren het groene steeltjes met bladeren. ‘Wat is dat voor een plant?’, vroeg iemand van de vaste planten. Hij had nog nooit van Zinnia gehoord. Zinnia hoort voor mij in de top tien van mooie bloemen, maar voordat deze bloeit duurt een hele tijd. Want het is inmiddels juli en er is nog steeds geen bloem te zien. Wel een grote, veelbelovende knop. Als wij terugkomen van vakantie dan bloeien de Zinnia’s waarschijnlijk dat het een lieve lust is. En dan zal het zijn alsof er een wonder is gebeurd, want toen we van huis weggingen was er nog niks te zien.

Als we thuis waren gebleven dan was dat wonder ook gebeurd, maar dan had ik er waarschijnlijk niet bij stilgestaan. De hele zomer door bloeien overal bloemen, waarvan in april nog helemaal niets te zien was. En voor al die bloemen geldt dat die bloei niet als bij toverslag kwam, er was tijd voor nodig. Tijd is iets heel merkwaardigs: ieder mens leeft in en met de tijd, maar niemand heeft grip op de tijd. De Enige die grip op de tijd heeft is God. Van Hem is de tijd en Hij heeft bepaald dat de mens in de tijd moet leven. God heeft de tijd niet nodig om een wonder te verrichten. En voor Jezus, de Zoon van God, geldt hetzelfde: in een oogwenk maakte Hij van water wijn, van een paar broodjes meer dan duizend stuks.

Opeens begrijp ik de zin die Job, in het Oude Testament, uitroept: ’Sta stil en let op Gods wonderen!’ God doet nog steeds wonderen, Hij doet ze eigenlijk voortdurend, maar een mens neemt vaak niet de tijd om daar bij stil te staan.

(Jop 37:14b)

maandag 11 juli 2022

Minpuntje


Bernard en ik zijn dol op boerencampings omdat ze klein en rustig zijn. We zitten nu vlak bij de Duitse grens, als ik in de caravan sta te koken kijk ik uit op Duitsland. Dat is goed voor het vakantiegevoel.

Toen we arriveerden, vier dagen geleden, hadden we de camping voor onszelf. Inmiddels zijn er nieuwe caravans gearriveerd en ook al weer weggegaan. Overeenkomst is dat in elke caravan of camper een echtpaar van onze leeftijd zit: tussen de 60 en 70 jaar, grijze en witte koppen, zitten- en koffiedrinken gedrag. Er wordt niet veel ondernomen, iedereen zit in zijn voortent te zitten en te lezen, op tablet of telefoon. Maar vanmorgen in de douche hoorde ik een gesprek aan tussen twee mannen, ik weet niet welke van de grijze koppen het waren, laat ik ze Jan en Piet noemen.

Jan: ‘Fijne rustige camping is dit he?’ Piet: ‘Ja, vroeger hadden wij geen caravan en toen kwamen we nooit op zulke campings, maar nu met een caravan vinden we het wel fijn.’ Jan: ’Wij gingen met de caravan wel helemaal naar Portugal, maar door Corona is daar de klad ingekomen en hebben we de boerencamping ontdekt.’ Piet: ’Op een paar minpuntjes vinden wij het prima hier.’ Nu spitsten zich mijn oren, want wij hebben ook een minpuntje. Jan en Piet wisten niet dat ik meeluisterde, dus ik smeerde de Nivea op mijn gezicht en was benieuwd wat Piets minpuntjes zouden zijn.

Piet: ’Nou voor ons is een mooie toiletruimte het allerbelangrijkste. Die heb je in soorten en maten he? Bij sommige campings zijn ze echt prachtig, dat kun je van deze niet zeggen.’ Bijna was ik uit de doucheruimte gesprongen om tegen Piet te zeggen: ’Dit is een boerencamping, geen viersterrenhotel’, maar ik hield me in. Ik was benieuwd of Jan ook een minpuntje had en of dat hetzelfde als het onze was. Maar het gesprek bleef hangen bij de toiletruimtes.

Voor de nieuwsgierige lezer: onze minpuntjes zijn de hanen die de hele dag overal rondscharrelen en je de oren van het hoofd kraaien. Maar ja, dit is een boerencamping.    

maandag 4 juli 2022

De trein gemist

 

Drie woorden, dagelijks door menige Nederlander uitgesproken: de trein gemist.

Ik gebruikte het zinnetje vanaf mijn twaalfde jaar: elke dag moest ik vroeg uit de veren en de Stationslaan naar het station in Nunspeet aflopen om te zorgen dat ik de trein niet miste. De trein naar Harderwijk waar ik op de middelbare school zat. Het was steeds weer een avontuur om in die gele trein te stappen. Zelfs wanneer ik, om wat voor reden dan ook, de trein miste want dat kon je altijd aanvoeren bij een leraar: ’Ik heb de trein gemist.’ Of dat mijn eigen schuld of aan de NS te wijten was, zou niemand op het Nassau Veluwe college gaan achterhalen.

‘De trein gemist’ is ook de titel van de autobiografie van Josje Bosma. Josje woonde als twaalfjarige in Nijmegen en haar middelbare school, een vrijgemaakte gereformeerde, stond in Zwolle. Ik ken Josje heel goed want ze is de schoonmoeder van onze jongste dochter. Toen wij elkaar leerden kennen was het leuk om te merken dat we een zelfde soort verleden hebben met treinreizen naar school. Maar ’De trein gemist’ klonk voor haar nooit meer als een mooi alibi na dat vreselijke ongeluk in augustus 1979. ‘De trein gemist’ is het trauma van Josjes leven. Want haar vader miste op die bewuste dag in Arnhem de trein naar huis, nam een andere trein en kwam daarin om bij een vreselijk treinongeluk. ‘Vader van 7 kinderen omgekomen bij treinramp’ kopte het Nijmeegs Dagblad in 1979. Josje is dan dertien jaar en de middelste van het gezin.  Als haar vader die trein niet gemist had was haar leven heel anders gelopen.

‘Dit boek leest als een trein’, staat op de achterkant. Ik las dat met een wrang lachje toen ik het boek in handen kreeg, maar daarna las ik het in één ruk uit. Als u interesse hebt ga dan naar http://www.detreingemist.nl/, en zie hoe dit indrukwekkende boek in uw bezit kan komen.

Fijne vakantie!