maandag 25 december 2017

Op kraambezoek bij het Kerstkind

Slechts twee dagen in het jaar zijn de kerkbanken in Nederland vol: in de Kerstnacht en op eerste Kerstdag. Voorgangers weten dit en velen probeerden vorige week die ene goede preek te maken waar veel mensen het het hele jaar mee moeten doen. “Is toch mooi, dat kindje in de kribbe, die kerstboom, al die lichtjes en zoveel mensen samen. Kerst verbroedert. Ik houd van de Kerstgedachte. Vrede op aarde, zelfs in oorlogstijd.” Zomaar een greep uit dat wat mensen met Kerst naar de kerk brengt.

Alles draait om het Kerstkind. “Met Kerst vieren we de geboorte van Jezus”: zelfs mensen die nooit naar de kerk gaan weten dat en geboortefeesten zijn de mooiste die er bestaan. “Kraamfeesten”, heten ze in Nederland. Als er een baby geboren is gaan we op ‘kraambezoek’ of sturen een mooi -blauw of roze- feestelijk kaartje ter ere van het nieuwe kindje. Niks is zo vertederend en ontroerend als een pasgeboren baby. Niet verwonderlijk dus dat zoveel mensen naar de kerk gaan met Kerst, op kraambezoek gaan is altijd fijn. 

Wel verwonderlijk is het dat veel mensen na dat kraambezoek eigenlijk alle interesse in deze baby verliezen. Ze vragen zich nooit af wat voor mens zich uit dat kind heeft ontwikkeld, laat staan wat die mens, Jezus Christus voor hun eigen leven zou kunnen betekenen. En dat is jammer. Heel jammer. Want Jezus als volwassen mens was de meest bijzondere mens die ooit op aarde leefde. “Wil je Mij volgen?”, is zijn vraag aan iedereen, overal ter wereld. Op kraambezoek gaan is één ding, bij Hem blijven en Hem volgen is iets heel anders. Maar ieder mens die dat aandurft: het Kerstkind adopteren, bij Hem blijven het hele leven lang, zal zich werkelijk verwonderen over wat dat kind te brengen heeft. 


Op kraambezoek bij het Kerstkind

maandag 18 december 2017

Lichtpuntje

In mijn naaste omgeving is iedereen op de hoogte van mijn onverkwikkelijke geklaag over de winter. Wintertenen, een tranend oog, kou tot op het bot, depressie vanwege zonnegebrek en ga zo maar door. “Houd op met dag geklaag”, zegt Bernard vaak. Voor hem maakt het niks uit of het nu hartje zomer of hartje winter is. Ik reken elke dag uit hoeveel dagen nog tot 21 december, de kortste dag. Vanaf dan zal het langzaamaan ietsje beter worden, maar januari, februari en maart liggen  als grauwe monsters voor mij in het vooruitzicht. 

Dat tranende oog is overigens niet per se iets van de winter, dat plaagde mij ook hartje zomer. Vanaf juli bezoek ik specialisten. Eerst een oog-, inmiddels ook een KNO-arts. Ritje na ritje naar Dokkum. Zonder enige verbetering tot nu toe. Ik ben de tel kwijtgeraakt van de apparaten en scans die mijn ogen op allerlei manieren hebben bekeken. Diep vanbinnen, met een dwarse doorsnee, tot op de zenuw en tot en met het gezichtsveld. Alles is in kaart gebracht en nu nog op zoek naar de goede behandelingsmethode. Die lijkt ook wel uit seizoenen te bestaan, want ik moet nu drie maanden lang elke dag in beide ogen vloeistof druppelen in de hoop dat de oogdruk langzaam om laag gaat. Wachten dus. “Maakt u bij de balie maar een nieuwe afspraak”, daarmee verlaat ik de behandelkamer. Bij de balie staat een rij, dus eerst maar even koffie uit het apparaat halen. Nog steeds een rij als ik me met bekertje cappuccino aansluit. “U wilt een nieuw afspraak, bij zelfde dokter?”, ik bevestig het. “Dat wordt dan 16 april, om 9.20. Past dat?” 

Ik reken snel uit dat op 16 april de lente al is begonnen: zomaar even een onverwacht lichtpuntje daar achter die balie :)


maandag 11 december 2017

Insjallah

“Horen ‘waarom’ en ‘daarom’ bij elkaar?” vraagt ‘mijn Somalische leerling’ voor we met de taalles beginnen. Mooie aanleiding om haar het verband uit te leggen tussen oorzaak en gevolg. “Dus ‘want’ is hetzelfde als ‘omdat’ ”, oppert ze na mijn uitleg. Ik ben voldaan: ze heeft het begrepen. Denk ik. 

Daarna lezen we het verhaal “Tom valt van de step”. De afbeeldingen in het boekje maken de uitleg makkelijk: bijna op elke bladzijde staat een step getekend. “Tegenwoordig krijgen kinderen al heel jong een fiets, vroeger begonnen ze met een step”, maak ik duidelijk. Ze leest verder over Tom die met zijn hond en zijn vriend gaat steppen. Tot het moment dat Tom van de step valt en stil op de grond blijft liggen. Een dramatisch verhaal met als vraag en rode draad: ”Waarom viel Tom van de step?” Ik laat haar stoppen met lezen bij de bladzijde waar het antwoord staat en zeg: “Je hebt het net gelezen, dus het is niet moeilijk.” Maar ik zie in haar ogen alleen maar vraagtekens: Hoezo, waarom? “Ja”, zegt ze, “Tom viel van de step.” “Klopt”, antwoord ik:” maar hoe kwam dat?” Weer vragende ogen. Ze staart naar het plaatje en heeft geen idee waarom ik die vraag stel. We hebben net gelezen dat Tom vergeten was zijn dagelijkse medicijnen in te nemen waardoor hij in zijn hoofd niet goed was geworden. Maar het verband met Toms val van de step ontgaat haar volledig en ik voel me verre van voldaan. 

En dan opeens valt het muntje: De oorzaak en gevolg vraag is een vraag die bij onze Nederlandse cultuur hoort maar die in haar cultuur geen enkele rol speelt. “Jullie zeggen altijd ‘insjallah’ (=zo God wil) bij alles wat er gebeurt he?”, vraag ik. “Ja”, zegt ze met stralende ogen: “Daarom!” 

maandag 4 december 2017

Hip

‘Taal is echt mijn ding’, daarom meldde ik me aan het begin van het nieuwe seizoen aan bij het ‘Digitaalhuis’ van de openbare bibliotheek. Eén keer per week geef ik daar nu taalles aan een Somalische. We hebben inmiddels een vaste routine: eerst leest ze hardop een verhaaltje, waarbij we na elke bladzijde even stoppen en ik vragen stel. Daarna komt als toetje het samen doorbladeren van een tijdschrift naar haar keuze. 

Het voorlezen van het verhaaltje gaat steeds beter. Ze geniet ervan als ik haar prijs en haar leer om ‘echt Nederlands’ te spreken. Dus niet elke keer als ze het lidwoord ‘een’ tegenkomt dat uitspreken als ‘één’, maar ‘un’ zeggen. Heel simpel, maar best moeilijk. Vorige week las ze het verhaaltje ‘Suus is hip’, over een meisje dat van haar moeder een zelfgemaakte jas krijgt en die jas niet aan wil omdat ze hem niet hip vindt. Goed leesbaar verhaaltje met één moeilijk woord: ‘hip’. Wat is in de vredesnaam ‘hip’? Zij had er nog nooit van gehoord en ik wist niet hoe ik het uit moest uitleggen. In zo’n geval pakken we het Somalisch-Nederlands woordenboek. Ik zoek dan het Nederlandse woord op en zij leest de Somalische betekenis voor. Zo ook in dit geval: Hip= “Kalmad soo ifbaxday amalagu istic maali jiray jiil cusub oo dhalinyaro ah oo soo baxay sanadadii.” Tja. Ik vroeg: “Wat betekent die lange zin?” Zij kon het niet uitleggen in het Nederlands. En zo weet ze nog steeds niet wat hip is, want ook het woord ‘modern’ is onbekend voor haar.

Thuis zocht ik naar een vertaling van die Somalische zin. Dat leverde dit op: “Het woord werd gebruikt door een jonge generatie.”  Waarom ‘hip’ werd gebruikt stond er niet bij. Vreemd. Doen ze in Somalië niet aan ‘waarom-daarom’?

[Wordt vervolgd]


maandag 27 november 2017

Voorleeswedstrijd

Waarom ze het mij vroegen weet ik niet, feit is dat ik heel blij was met de vraag of ik jurylid wilde zijn van de jaarlijkse voorleeswedstrijd op de basisschool. Vier kinderen zouden mogen strijden om vier bekers, van klein naar groter tot grootst. Weken stond het genoteerd in mijn agenda, vorige week was het zover. Ik had me erop verheugd: kinderen die houden van voorlezen hebben bij mij een streepje voor. Twee jongens en twee meisjes mochten afwisselend op de voorlees-troon een stukje lezen uit een door hen zelfgekozen boek. Naast mij waren er nog twee juryleden. Het publiek bestond uit een paar groepen kinderen met veel gegiechel en aanmoedigingen. De vier kandidaten zaten stilletjes op een rijtje met hun boeken in de hand geklemd.

Ik kon mijn ogen niet van hen afhouden, een paar herkende ik uit het dorp, ik deed zelf vroeger ook wel eens mee en kon het gevoel nog helemaal thuisbrengen. Als jurylid moest ik op een heleboel punten letten, zoals ‘emotie’ en ‘verstaanbaarheid’. En dan tijdens het lezen aantekeningen maken. Maar dat lukte niet. Ik kon mijn ogen niet van die troon afhouden. Vier kinderen leverde vier totaal verschillende verhalen op. Het ene kind sprak heel bedachtzaam, het andere deed het in een sneltreinvaart. Het volgende kind bracht werkelijk spanning in het verhaal en het laatste verhaal leverde lachsalvo’s op. En daaruit moest de jury dus kiezen. “Onmogelijke opdracht”, bedacht ik toen wij ons even terugtrokken om te overleggen. In het gewone leven vergelijk je toch ook niet een voetbalverslaggever met een docent van de middelbare school, cabaretier of een nieuwsvoorlezer? 

Het meisje dat ons allemaal aan het lachen had gemaakt werd eerste, maar -heel terecht- kregen de anderen ook een beker, want alle vier waren ze goed geweest, op hun eigen terrein.




maandag 20 november 2017

Koffiekazerne

“Da’s zeker een groot verschil: leven in Nairobi en leven in de Westereen?”, soms vraagt iemand me dat. En mijn antwoord is altijd: ”Nee, hoor, want Westereenders lijken op Kenianen.” Als de vraagsteller dan zijn wenkbrauwen optrekt vertel ik waar die overeenkomst in bestaat: in de liefde voor een mooi gesprek.

In Kenia is dat tot een ware kunst verheven: samen praten doe je daar nooit kort, maar altijd lang en met veel omhaal en stembuigingen. Als mijn hulp Jacinta een vriendin aan de telefoon had, verstond ik haar stamtaal (het Luya) niet, maar kon ik aan de intonatie opmaken of het bericht goed of slecht was. Wij spraken samen Engels, en als ze goed op dreef was zei ze na elke zin ‘e-u-h’. Dat gaf mij altijd het gevoel dat ze helemaal in het gesprek opging. En dat kunnen Westereenders ook. Niet met ‘e-u-h’ maar wel met veel ‘leave's’ en stembuigingen. Ook hier klinkt het prachtig en ik ben blij dat ik het Fries kan verstaan. 

De elf jaar dat wij in Kenia woonden waren te kort om net zo volleerd in het voeren van een mooi gesprek te raken als een Keniaan, maar voldoende om er de smaak van te pakken te krijgen. En om die reden vind ik het  fijn dat er sinds kort in de Westereen een koffierestaurant is: de ‘Koffiekazerne’. In Nairobi komen mensen in het’ Javahouse’ samen om te koffiedrinken en eindeloos te praten (met veel ‘ehs’ en ‘nini’s’, een ander stopwoord). In de Westereen kan dat nu in de Koffiekazerne. Elke vrijdagmorgen van halftien tot twaalf is iedereen daar welkom voor een bakje koffie en een babbel. Ik was er al een paar keer en waande me bijna in Nairobi 😊

maandag 13 november 2017

Israël

“Een bezoek aan Israël voelde voor mij als thuiskomen”, vertelde iemand mij voordat we op het vliegtuig naar Tel Aviv stapten. Ik was benieuwd of het voor mij ook zo zou zijn. Het bleek heel anders uit te pakken.

Eenmaal geland duurde het uren voor we door de douane waren. Langzaam kroop de rij vooruit, om ons heen toeristen van over de hele wereld, hoorbaar aan veel verschillende talen. Daar tussen oude en jonge mannen in zwarte pakken met zwarte hoeden. Voor iemand uit bevindelijke kringen in Nederland misschien vertrouwd, voor mij eerder vervreemdend. Ik had nog nooit ‘sidelocks’ gezien en vroeg me af hoe lang het zou duren voordat zoiets aangegroeid is. De weg van Tel Aviv naar Jeruzalem is een prachtige snelweg, we zoefden door het landschap dat mij als een mengeling tussen Egypte en Kenia voorkwam. We zagen op de borden namen van steden en dorpen die ook in de bijbel te vinden zijn, maar moet je dat ‘thuiskomen’ noemen? De Via Dolorosa -de lijdensweg van Jezus dwars door Jeruzalem- bleek een straatje van drie meter breed met aan weerskanten alleen maar souvenirwinkeltjes. En bij de Klaagmuur werd ik hard achteruit geduwd omdat mijn schouders niet bedekt waren: ”Dit is heilige grond!” Alleen met een zwart kapmanteltje mocht ik verder lopen.

In Galilea, waar wij vlak bij het meer op een huis moesten passen, veranderde er iets. Er lag een boek met Psalmen opengeslagen bij Psalm 119 en mijn oog viel op vers 134:”Maak mij vrij van het dwingen der mensen opdat ik uw opdrachten nakom.” Door die regels was er opeens zoiets als thuiskomen. Want ‘Psalmversjes’ moest ik al op de lagere school uit het hoofd leren. Spontaan welde een gebed in me op: ”Dank U Vader dat ook ik -als niet-Jood- uw woord mag kennen.
    

 


maandag 6 november 2017

Genieten

"Geniet er maar van". Hoe vaak heb ik dat niet gehoord de laatste weken? Vakantie houden betekent uitrusten voor veel mensen. Maar onze 'vakantie' in Israël zou anders worden, want wij waren gevraagd om op iemands huis en planten en dieren te passen. Voor een paar dagen weliswaar, maar toch. Van te voren kregen we per e-mail uit Israël instructie over het hoe en wat:

"Aan de zijkant van de winterkamer buiten zit de kraan: de groene slang is voor de tuin op het niveau van het bovenhuis, de gestreepte slang voor het plaatsje en zijkant onderhuis tuin met de palmen (onder het hekje doorkruipen) de tuin naast de trappen van de grot en het nieuwe tuintje naast het hek van het toegangspoort naar de grot. Voor de ondertuin een aparte slang. Kraan zit onder het betonnen balkon tegen een pilaar. Voor de planten aan het achterstraatje: slang halverwege het straatje aan de rotsen, bedient ook de planten op de trappen omhoog en de begoniatafel op het plaatsje voor het WC hokje.
Voor Maurice' landje aan de oostzijde van het huis, langgerekte stuk: een aparte slang.

"Gemiddeld ben ik twee uur per dag met de planten bezig", aldus de bezitter van al die slangen. "Hoe gaan we dat doen?", vroeg ik Bernard onderweg van Jeruzalem naar Galilea. Bernard is niet zo van de planten, dus ik zag al helemaal voor me waar het op uit zou draaien. Aangekomen bij het huis op de berghelling bleek het artistiek, oosters/Europees, met veel kamers en veel boeken. Die boeken trokken me, de waterslangen niet. En wat gebeurde er toen? Geloof het of niet: het ging regenen. Wel drie dagen lang. (Onderbroken door af en toe zon.) Ik heb geen slang aangeraakt en drie dagen zitten lezen met een geweldig uitzicht op de bergen. Toch genoten dus.  

maandag 30 oktober 2017

Een Bedoeïene-jongen

Na drie dagen sightseeing in Jeruzalem stappen we in de auto richting Dode Zee, naar Qumran. Want daar begon in 1947 in de grotten van het woestijngebergte een ander sprookje. Het sprookje van de Bedoeïene-jongen die eeuwen oude kruiken vond met Hebreeuws beschreven boekrollen: de "Dode Zee rollen. De rollen waren verouderd, maar de tekst  was in tweeduizend jaar niet veranderd. Jeruzalem en omgeving wel. Toen stonden er geen urenlange files rond de muren van Jeruzalem (twee uur precies duurde die van ons). Om maar niet te spreken van luxe touringcar bussen met airco. Die files en die bussen hadden mij afgeleid en het bijna onmogelijk gemaakt om het beeld van de gekruisigde Heer op mijn netvlies te krijgen. Er was een  Bedoeïene-jongen in Qumran voor nodig om dat beeld te herstellen. 

Als meisje van tien jaar mocht ik ooit op school een spreekbeurt houden over de "Dode Zee rollen". Wat was ik verguld  geweest met het piepkleine miniatuurkruikje (met nog kleinere namaak rolletjes) van mijn vader. Voor de klas mocht ik voordoen hoe je dat doet: een boekrol uitrollen. Vijftig jaar later ben ik op de plek waar die jongen de echte kruiken vond. Weliswaar blijkt ook deze plek, net als Jeruzalem, in een toeristische attractie te zijn veranderd. Maar de meeste touringcars maken hier alleen een korte stop: het is te heet (veertig graden als wij er rondlopen) en te verlaten. Simpelweg te veel woestijn. Maar hier, in de woestijn, begon het evangelie van Jezus met Johannes de Doper die uitriep: "Bekeert u en gehoorzaam de Messias die na mij komt."

Als die Bedoeïene-jongen die rollen in 1947 niet had gevonden waren wij nu waarschijnlijk niet naar deze plek in de woestijn gegaan, die voor mij heiliger aanvoelde dan alle "heilige" plekken te Jeruzalem bij elkaar.  


zondag 22 oktober 2017

Er was eens

Er was eens een vrouw die het beste te benoemen is als ‘huismus’. Ze was het liefst in haar eigen huis, sliep het liefst in haar eigen bed, zat het liefst achter haar eigen bureau. Maar deze vrouw ontmoette op een goede dag (die ze later als de beste van haar leven zou bestempelen) een man die allesbehalve huismus was. Deze man hield van reizen. “Zullen we samen op vakantie gaan naar Italië?”, stelde hij voor. De vrouw was gewend om op vakantie in het vakantiehuisje van haar ouders Friesland te bivakkeren. Italië klonk als het andere eind van de wereld, maar de liefde voor die man was zo groot dat ze meeging. 

De man en de vrouw trouwden en kregen een gezin. De vrouw dacht dat de reislust van de man tot bedaren zou komen toen er kinderen kwamen, maar niets was minder waar. Toen hij werd gevraagd om in Kenia te gaan werken vroeg hij haar opnieuw of ze mee wilde gaan. Aan de glans in zijn ogen zag ze dat hij het besluit al had genomen en ze zei opnieuw: ”Ja, ik wil”. 

Samen reisden ze vanuit Kenia naar Oeganda en Soedan en Tanzania en Egypte en Australië en Papoea Nieuw Guinea. En toen settelden ze zich weer in Nederland. Eerst in het midden van het land en later in Friesland. De vrouw was daar waar ze altijd al het liefst was. En ze genoot van haar eigen huis met haar eigen bed en haar eigen bureau. Op een dag werden ze samen gevraagd: ”Willen jullie wel op ons huis in Israël passen?” De ogen van de man begonnen te glanzen. En de vrouw wist wat haar te doen stond: koffers in pakken, naar Schiphol rijden en in het vliegtuig stappen.

(Wordt vervolgd vanuit Israël)


maandag 16 oktober 2017

Tandarts

Verhuizen van plek A naar plek B brengt verandering van tandarts mee. De tandartsen die zich op mijn gebit uitgeleefd hebben wonen respectievelijk in Nunspeet, Hoogeveen, Groningen, Dokkum, Zeist, Nairobi en Leusden. In de Westereen zou er weer een nieuwe aan het rijtje worden toegevoegd, maar hoe kies je een tandarts? Uit ervaring weet ik dat de meeste mensen hun eigen tandarts de beste vinden.

“Ik weet een goede tandarts in Dokkum”, vertelde een vriendin in Leusden me, “want mijn zus is met hem getrouwd”. “Laten we die maar nemen”, zei ik tegen Bernard: ”Dat is dan weer een zorg minder.” Ik belde, maakte een afspraak, reed naar Dokkum, maar kwam van een koude kermis thuis: “Eerst moeten we foto’s maken, dan gaan we jouw gebit stukje bij beetje repareren, want er moet heel wat gebeuren.” En dat terwijl ik helemaal geen klachten had maar alleen graag één tand een beetje wilde laten verbreden. Op dat moment woonden we tegenover een tandarts in de Westereen. Vanuit ons raam zag ik mensen komen en gaan en ik werd erdoor aangestoken. “Ik ga gewoon ook”, bedacht ik, “voor een second opinion.” 

De wachtkamer was gedateerd, maar de behandelkamer een complete verrassing: in plaats van één stonden er drie behandelstoelen. Vier assistentes liepen van de ene naar de andere stoel. De tandarts gaf hen als een soort bedrijfsleider instructies en behandelde af en toe iemand. “Ik leid al mijn assistentes zelf op”, zei hij terwijl hij mijn gebit bekeek. “Wat kan ik voor u doen?”

Het is nu meer dan een jaar later en deze tandarts in de Westereen is aan het bovenstaande rijtje toegevoegd. Nooit eerder was het bezoek aan een tandarts zo gezellig en nooit eerder had ik het gevoel als ‘mens’ en niet alleen als ‘gebit’ behandeld te worden.

maandag 9 oktober 2017

Hoor de wind...

’t Duurt nog bijna twee maanden, maar de pepernoten liggen al volop in de winkels: Sinterklaas wordt in Nederland ingenomen door de commercie. Afgelopen zaterdag deed ook het weer een duit in het zakje, want de wind waaide de hele dag en nacht door de bomen en -voor mijn gevoel- zelfs in huis. Als het heerlijk avondje nu gekomen was hadden we gezellig bij de palletkachel gezeten, maar 5 december is nog bijna twee maanden te gaan. 

Ik moest er die zaterdag op uit want ik had met iemand een afspraak om vier uur. Het was een eindje buiten het dorp en ik zou lopend of op de fiets moeten want Bernard was de hele dag weg met de auto. Ik hoorde de wind en de regen en kreeg met elk uur dat verstreek minder zin: Als ik de afspraak zou verzetten zou het lijken alsof ik niet tegen een stootje wind kan. Maar zelfs op mijn e-bike zou ik daar als een verzopen kat aankomen. Dat laatste was dus wat er gebeurde.

Maar tijdens mijn ritje op de heenreis op de e-bike had de wind zo hard gewaaid dat er eigenlijk geen trapondersteuning meer nodig was. Alsof ik ernaartoe geblazen werd. Op de terugweg regende het nog steeds, was de wind tegen en kwam de e-bike dus goed van pas. Maar ik was een mooi gesprek rijker en ook een inzicht: wanneer de wind van de Heilige Geest je een bepaalde richting opduwt mag je je nooit verzetten: ”Als je oren hebt, hóór dan wat de Geest tot de gemeenten zegt”, staat zeven keer in Openbaring. De Heilige Geest is een kracht die mensen in beweging wil brengen: “Gaat dan heen!”, waren Jezus laatste woorden.

Lekker droog thuis blijven zou deze keer letterlijk zonde geweest zijn.    


maandag 2 oktober 2017

Later

Nynke, ons oudste kleinkind, was twee dagen en één nachtje bij ons. Het was geweldig. Zowel voor ons, als voor haar. Bernard is ‘opa Ben’ en ik ben ‘oma Margriet’. Ze vergiste zich een keertje en riep naar mij, terwijl ik in de keuken bezig was: ”Mama!” Ik kwam aanrennen en zei: ”Ik ben oma hoor, niet mama”. ”Nu ben je wel even mama”, was haar response. Ik begreep wat ze bedoelde, maar ze vergistte zich de komende dagen niet meer. Want ‘opa en oma’ zijn voor haar fascinerende wezens. Daar heeft ze er heel veel van, want ook allerlei overgrootouders leven nog: In Duitsland, Engeland, Kenia en Nederland. Wij wonen het dichtstbij, dus ons ziet ze het vaakst. Na die twee dagen onlangs zei ze tegen haar moeder toen ze weer thuis was:” "Als ik later een mevrouw ben en ik zoek een papa dan word jij de oma!" Dat was maar een mooi vooruitzicht voor haar moeder. 

Ik vind het natuurlijk prachtig om oma te zijn, het heeft alleen één nadeel: ‘later als ik groot ben’ is er niet meer. Want ik ben nu groot, groter dan Nynke zich kan voorstellen. Als je drie jaar bent ligt er nog heel veel ‘later’ voor je. Ook bij tien, twintig en zelfs dertig jaar is er nog later. Maar zo na je veertigste verandert dat. Ik spreek uit ervaring. Ik leef soms meer op herinneringen aan vroeger dan dat ik denk aan ‘later’. En dat is jammer. Heel jammer. Want een mens leeft (op) van (mooie) verwachtingen van de toekomst. Om die reden ben ik blij dat dit in de bijbel staat: “Mijn plan met jullie staat vast - spreekt de Heer. Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk: Ik zal je een hoopvolle toekomst geven.” (Jeremia 29:11) 

maandag 25 september 2017

Pootjebaden of zwemmen

In de Westereen is helaas geen zwembad meer maar dat neemt niet weg dat ik vaak hoor van ouders die trots vertellen over de zwemdiploma’s van hun kinderen. Van A tot en met C is niks bijzonders voor een kind in de Westereen. Sommigen doen zelfs mee aan wedstrijden. Ook onder de ouderen is zwemmen zeer geliefd. Ik zelf ben na mijn 20e gestopt met zwembadbezoek, mij krijgen ze niet zo snel in het water, ik zwem liever in de bijbel rond. Dat mag gek klinken, maar deze uitspraak van kerkvader Hieronymus legt uit wat ik bedoel: “Het geschreven evangelie is ondiep genoeg voor baby’s om pootje in te baden en niet te verdrinken en toch diep genoeg voor geleerden om erin te zwemmen en nooit de bodem te raken.” 

Ik vind het heerlijk om in de bijbel te zwemmen, dat water verveelt me nooit, maar ik heb gemerkt dat veel mensen erin blijven pootjebaden ook als ze al lang geen baby meer zijn. Ze horen een tekst, maar laten hem niet om zich heen hangen. Ze lezen een stukje, maar het glijdt meteen waar van hen af. Ze bespetteren elkaar graag met Bijbelteksten, maar vragen zich nooit af wat het verband is tussen al die losse teksten. 

Wat jammer is dat! Wat zou het mooi zijn als ‘zwemmen in de bijbel’ net zo geliefd werd in de Westereen als zwemmen in een zwembad. Voor zwemmen in de bijbel hoef je niet naar Buitenpost of Bergum, je kunt het gewoon thuis doen. Als je het echt wilt leren zul je merken dat je er steeds beter in wordt. Dat je steeds meer begrijpt en grote verbanden gaat zien. Begin gewoon maar eens thuis om een week lang, iedere dag, een baantje te zwemmen in hetzelfde hoofdstuk.  

maandag 18 september 2017

Jaloers

Als dochter van een dominee kreeg ik de Tien Geboden uit Exodus 20 al van jongs af aan te horen. Ik hoor ze mijn vader nog uitspreken vanaf de hoge kansel in Nunspeet. Als hij aan het laatste gebod toewas dan sidderde ik vaak: ”Gij zult niet begeren, uws naasten huis, gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch.” Dat sidderen was niet omdat ik ‘mijns naasten huis’ begeerde, maar wel omdat ik heel jaloers was op de witte leren laarsjes van een meisje uit mijn klas. Ik droomde van die laarsjes en begeerde ze heel erg, maar ik maakte uit de stemverheffing van mijn vader op dat dat heel verkeerd was. Jaloersheid was een zonde waar ik vaak mee te kampen had en waar ik onder gebukt ging. 

Tot ik theologie ging studeren en voor mezelf in de bijbel ging lezen. Op een goede dag las ik in Jacobus: ”De geest die Hij (God) in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid.” (Jacobus 4:5, NBG) Nog nooit had ik dat gehoord, nog nooit had ik dat gelezen: begeerte en jaloersheid in één zin. Begeerte en jaloersheid als eigenschappen van God. Ik geloof dat ik die zin wel tien keer heb gelezen: dus God begeert óók, God is óók jaloers, Hij begeert mijn geest. Hij is jaloers als ik mijn geest met andere dingen vul dan met Hem zelf. Als ik alleen maar tv kijk en romans lees en geen tijd meer heb voor het lezen van de bijbel, zijn boek. God is jaloers op alles wat ik doe zonder Hem erbij te betrekken. Het nieuwe (kerkelijk) seizoen is begonnen, de startweek ligt achter ons en ook ik ben bezig met plannen maken. Maar ik probeer dat samen met God te doen want ik geloof dat Hij daar heel erg naar verlangt.






maandag 11 september 2017

Levensloopbestendige woning


In de Westereen krijgt iedereen wekelijks een aantal regionale bladen door de bus. Tot voor kort gingen die bij ons meteen in de bak oud papier. Maar daar is verandering in gekomen want ik heb ontdekt dat het hele interessante bladen zijn. Vol met leuke nieuwtjes uit de regio, advertenties van aantrekkelijke aanbiedingen, ontroerende overlijdensberichten en pagina vullende ‘huizen te koop’ aanbiedingen van makelaars. Zo viel mijn oog op de volgende advertentie: ”Sfeervol en uniek wonen in een rustige omgeving! Het betreft een levensloopbestendige woning.”  Dat soort woningen hadden ze op St. Maarten moeten bouwen, bedacht ik terwijl wij op tv zagen hoe orkaan Irma alles daar verwoestte. Voor mij was de term nieuw, maar Bernard bleek hem te kennen. Het gaat om een huis waar iemand kan blijven wonen ook als hij oud en stram is en niet meer de trap op kan. Een levensloopbestendig huis is dus een huis waar je kunt blijven wonen hoe je leven ook verloopt.

Het is nu een week later en ik peins al die hele week over de term. Ik woonde zelf in meer dan twintig verschillende huizen. Want de loop van ons leven ging alle kanten op: van Friesland naar Midden-Nederland, naar Kenia en via Midden-Nederland uiteindelijk weer terug naar Friesland. Sommigen huizen waren heel erg ‘levensloopbestendig’, andere wat minder. Maar nooit heeft het huis waarin wij woonden de loop van ons leven bepaald. Want wij lopen achter Jezus aan en geloven dat een woning op aarde altijd iets tijdelijks blijft. Pas als we sterven ligt er een echt duurzaam huis voor ons klaar. Jezus heeft het beloofd: “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen – anders zou ik het u gezegd hebben- want Ik ga heen om u plaats te bereiden…” (Johannes 14:2)

Een eeuwige woning!


maandag 4 september 2017

Wespensteek

Het gebeurde vlak na de kerkdienst, in de stralende nazomerzon, op het kerkplein voor de kerk in de Westereen: “Pas op, een wesp”, met haar elle boog probeerde mijn gesprekspartner het beestje weg te laten vliegen, maar dat had andere plannen en vloog regelrecht mijn mond in. “Oh, waar is ie nu?”, stamelde ze. Ik voelde ik een enorme steek achter in mijn keel en zo snel als de wesp naar binnen was gevlogen, vloog hij ook weer naar buiten. Ik was nog nooit gestoken door een wesp en had -tot voor deze bewuste zondag- eigenlijk een hekel aan mensen die bang zijn voor wespen. Want ik geloofde mijn moeder: “Als jezelf niks doet, doet een wesp je ook niks”. Dat blijkt dus niet te kloppen. De dokter in Dokkum, waar Bernard mij in vliegende vaart heen bracht, vertelde ons dat dit ‘zijn eerste wespensteek achter in de mond was’. Als een klein trofeetje liet hij ons de angel zien die in mijn keel vast was blijven zitten: ”Wilt u em meenemen naar huis?” 

Een angel van een wesp achter in je keel is niet het grootste lijden van de wereld, voor mij was het voldoende om me totaal van mijn stuk te brengen. Tot dat moment had ik altijd zelf bepaald wat erin en uit mijn mond ging, opeens had een wesp de regie overgenomen. Wat verbeeldde dat beestje zich eigenlijk? Ik had me erop verheugd om lekker te fietsen maar lag nu de hele middag voor pampus op de bank. Toen ik tegen de avond wakker werd kwam het inzicht: Wat verbeeld ik me eigenlijk dat ik recht heb op mijn eigen leven? Als christen geloof ik toch dat ik ‘gekocht en betaald ben door Jezus Christus’: Hij is de regisseur van mijn leven en bij Hem loopt nooit iets uit de hand.

maandag 28 augustus 2017

Code geel

Het laatste stukje van onze vakantie was in Nederland en dat heeft als voordeel dat je de stem van de autoradio ook begrijpt, iets wat in Frankrijk niet zomaar het geval is. ”Hoor je wat ze zeggen?”, zei Bernard. “Ja, code geel. Wat houdt dat eigenlijk in?” Ik zocht het op in mijn mobiel en las: “Wees alert op gevaarlijke weersituaties, zoals extreme neerslag, windstoten of onweersbuien”. “Dan moeten we misschien niet de voortent opzetten straks”, opperde ik. “We zien wel hoe het loopt”, Bernard geeft niet zo gauw op bij wat tegenslag. Aangekomen op de plek van bestemming was het broeierig, maar verder geen vuiltje aan de lucht. In de avond veranderde het weertype. Het broeierige nam af maar de wind nam vervaarlijk toe. “Houdt onze voortent het?”, vroeg ik benauwd. De code was nog steeds geel en Bernard ging in de weer met extra lijnen aan de voortent, je kon nooit weten. Allebei niet helemaal gerust probeerden we om een uur of elf de slaap te vatten.

Die slaap kwam, maar was ook snel weer voorbij: ”Hoor jij dat ook?”, maakte Bernard mij wakker. “Onweer bedoel je? Ik hoor niks”. “Nee, een mug! Die moet ik vangen, anders slaap ik niet”. Dus licht aan, op zoek naar muggenspray, de elektrische vliegenmepper en de mug. Maar de laatste hield zich helaas schuil. Na vijf minuten – inmiddels allebei klaarwakker- mug doodgeslagen en nieuwe slaappoging. Een kwartier later diende de volgend mug zich aan en begon het ritueel opnieuw. Om vier uur hadden we nog steeds niet echt geslapen. De windstoten waren uitgebleven en het regende ook niet meer. Code geel bleek niet meer dan een mug waarvan het KNMI een olifant had gemaakt. Maar wij weten nu dat vijf muggen eigenlijk helemaal niet onder doen voor code geel.


maandag 21 augustus 2017

Tango in de kerk

Onze vakantie in Frankrijk stond bol van verrassingen. Op één van de (twee) regenachtige dagen besloten we daar een culturele dag van te maken. We hadden de keuze uit Nancy of Straatburg en kozen voor het eerste: iets kleiner maar nog ouder dan Amersfoort. Alles bleek deze keer te kloppen, het was zelfs nog mooier dan op de folders. De Françaises van de Franse VVV, grenzend aan het Stanislas plein, waren zeer bereidwillig ons van alles uit te leggen: “Er is vandaag ook een mooi concert, misschien is het iets voor u: tangomuziek door een harpiste en een violiste.”

Op een voor Nederlanders vreemde tijd, vijf uur s middags, begon het concert, in een kerk in een dorpje in de buurt van Nancy. “Ik vraag me af hoeveel mensen hier nu op afkomen”, zei ik in de auto tegen Bernard. Het is bekend dat Fransen niet  van die kerkbezoekers zijn. Maar aan gekomen op het plein bij de kerk stond dat al helemaal vol met auto’s van tangoliefhebbers. We konden alleen een heel eind van de kerk parkeren en toen we binnen wilden gaan was er eigenlijk al geen plek meer. Helemaal achterin, vanuit een klein nisje op een paar klapstoeltjes, maakten we het concert mee. De musici zagen we niet, maar anderhalf uur hebben we ademloos zitten luisteren. Nooit geweten dat goed gespeelde tangomuziek zo mooi is . Dat wisten  die Fransen natuurlijk al lang.

Boven de twee musici hing een crucifix, dat was wel voor iedereen in de kerk goed zichtbaar. “De tango is een droevige gedachte die gedanst wordt”, las ik in het flyertje dat we uitgedeeld kregen. Ik keek naar kruis met Jezus eraan en dacht: ”Het is inderdaad een hele droevige gedachte dat de meeste van deze Fransen niet weten dat deze gekruisigde Jezus ook hun opgestane Verlosser is.” 

   

maandag 14 augustus 2017

Verleidelijke folder

Chemin de fer touristique du Rhin:Toeristische spoorlijn langs de Rijn”: dat klonk veelbelovend. Uit de stuk of honderd folders bij de receptie vond Bernard deze. “Twee voor de prijs van één”, grinnikte hij. Want de folder omschreef een ritje in een oude stoomtrein gecombineerd met een boottocht langs de Rijn met uitzicht op het Zwarte Woud. “Zorg dat u op tijd bent voor de verkoop van de kaartjes”, meldde de folder en dus arriveerden wij twee uur voor vertrek op het oude perronnetje waar allerlei antieke aanplakbiljetten ons nog meer in de stemming brachten. Voor de zekerheid zochten we meteen nadat we het begeerde kaartje bemachtigd hadden een zitplaats in de trein want volgens de folder waren: “zitplaatsen niet gegarandeerd.

”Maar onze coupe, en ook de coupe naast ons bleef leeg, ook toen de trein in beweging was gekomen. We deden de ramen open, maar voor het uitzicht hadden we het niet hoeven doen want dat bleef beperkt tot bomen en struiken die elk uitzicht belemmerden. (Op een veld met mais na, maar die stond te hoog om er overheen kon kijken.) Op het krakkemikkige van de trein na leek het op een ritje tussen Nunspeet en Harderwijk. “Twee voor de prijs van één’ was het zeker niet en dus steeg met elke minuut dat de trein voortsukkelde onze verwachting naar de boottocht. Wat het uitzicht op de Rijn betreft, werden we niet beschaamd, want we zagen inderdaad, wel tien minuten lang, het Zwarte Woud, in de verte, liggen. De rest van de tijd kregen waren het immense fabriekswerven met stapels roestige containers.

En dat terwijl we op onze camping vanaf alle kanten een fantastisch uitzicht op de Vogezen hebben. Was het mooie Frans op die aantrekkelijke folder waardoor wij  ons hadden laten verleiden?

   



maandag 7 augustus 2017

Het Franse feminisme

Ik kocht ze in de Westereen omdat ze wellicht in de Franse Vogezen van pas zouden komen:”Nordic walking sticks.” Met name bekend bij de oudere generatie. Mijn ouders hebben ze ook en zijn er enthousiast over: ”Die helpen echt bij het wandelen”, aldus mijn moeder van twee en tachtig.

Na 9 uur rijden arriveerden we met de Kip op de camping. We hadden het mooiste plekje laten reserveren en dat bleek de enige plaats die nog vrij was: augustus is dé vakantie maand voor de Fransen. Tijdens de voortent opzetten, alles uitruimen en klaarzetten zag Bernard de sticks liggen, ze waren nog ingepakt: “Anders probeer je ze eerst even op de camping uit”, suggereerde hij. Hij paste de maat aan mijn lengte aan, liet zien hoe ik ze moest vasthouden en daar kon ik gaan. Zittend in de voortent had hij er het zicht op.

Een vrolijker begin van de vakantie was voor hem niet denkbaar geweest:” Nee, zó niet, wacht ik zal je laten zien hoe wel." Hij sprong op uit zijn stoel en deed het voor: ”Rechterbeen vooruit, linker stick vooruit en vice versa. Net als met skistokken.” (Die heb ik ook nog nooit in mijn handen gehad, maar dat was hij even vergeten.) Ik zag hoe hij het deed, probeerde het na te doen, maar iedere poging mislukte. Allerlei herinneringen aan schoolgymnastiek kwamen spontaan boven, daar was ik ook niet de handigste. Voor mij was de lol eraf maar toen kwam een oudere Fransman op ons af, met een veelbetekenende grijns op zijn gezicht:”C’est une femme”, zei hij richting Bernard. “Ze is fantastisch”, zo klonk het in mijn oren.

In één zin werd mijn gestuntel met die sticks een prachtige vrouwelijke handeling. Met een knipoog naar mij wandelde hij terug naar zijn tent.




zondag 30 juli 2017

Decadent

De caravan blijft een bron van schrijfinspiratie, want onlangs sprak ik iemand die ons kende van voor ons caravantijdperk: “Dat had ik eigenlijk helemaal niet van jullie verwacht, een caravan”, hij trok zijn neus erbij op: “zoiets decadents.” De toon van zijn stem was dezelfde als die van de jongen-met-meerdere-snelle- auto’s en de dame met-weerzin-tegen-caravans-in-het-algemeen. In de ogen van sommigen is onze geliefde Kip dus niet meer dan een overbodige, decadente sleurhut. Decadent betekent: “In verval geraakt door te ver doordrijven van verfijning waardoor de innerlijke kracht verdwenen is”. Die kennis ging onverstoorbaar verder: ”Want zeg nu zelf, wat blijft er nog over van het échte kamperen met al die luxe van een caravan?”

“Het echte kamperen” deed mij terugdenken aan vakanties met mijn ouders en zussen in Zweden in de jaren zeventig. Heel Zweden reden we rond in een Opel met een zelfgemaakte kar met ophoging erachter. Een kar vol met benodigdheden voor het ‘echte kamperen’: tenten, tentstokken, haringen, luchtbedden en slaapzakken. Mijn ouders waren van het vrije kamperen, dat was toen toegestaan in Zweden. Dus zelfs een camping met toiletvoorzieningen was er niet bij voor ons. “Echt” was het zeker, maar of ik er echt blij mee was is een hele andere zaak. Want ik herinner me nog levendig de Zweedse regen die maar bleef tikken op het tentje van mijn oudste zus en mij: ”Hoelang duurt dit nog?”, riepen we naar mijn vader die in een andere tent een radiootje bij zich had om de weerberichten te checken.

Met onze Kip gaan wij nooit heel ver, dus echt heel warme droge oorden maken wij niet mee en menig Nederlands en Belgisch regenbuitje is al op het dak gevallen.  Maar bij elke regendruppel denk ik opnieuw: Liever decadent in de Kip dan koukleumend in een tent.


   


maandag 24 juli 2017

Mantelzorger

“En wat doe jij?”, die vraag kwam altijd vroeg of laat als mensen ons bezochten in Kenia. Bernard werkte daar voor MAF, Mission Aviation Fellowship. Niet in de lucht als piloot maar in zijn eigen kantoor en het kantoor van de organisaties waarmee hij in gesprek was. Hij was “the boss”, en ik “the wife of the boss”. Tegen elke boss wordt hoog opgekeken door Kenianen en dus ook tegen diens vrouw. Maar als wij een Nederlander op bezoek kregen dan was ik gewoon Margriet en werd van mij verwacht dat ik op zin minst ook iets nuttigs ‘deed’ in Kenia.

Nu ben ik vanaf onze trouwdag huisvrouw, later werd ik moeder, nog weer later schrijfster, maar een betaald beroep heb ik al bijna dertig jaar niet meer. Dus die vraag ‘wat doe jij eigenlijk?’ was altijd een tikje pijnlijk. Uit balorigheid antwoordde ik vaak: ”Ik doe niks, ik leef.” Sinds wij terug zijn in Nederland is het antwoord: ”Ik ben huisvrouw”. De verbaasde en meewarige blikken die dan volgen zijn niet te tellen. Terwijl het een beroep is dat zeven dagen per week uitgevoerd  wordt want in het weekend gaat het gewoon door en vrije dagen zijn er niet bij. Voor niet veel beroepen geldt dat in Nederland.

Om al die meewarige blikken te ontwijken heb ik nu een ander antwoord bedacht. Het klopt misschien niet helemaal, maar toch wel een beetje. Als iemand mij gaat vragen: “Heb jij ook een baan?”, dan ga ik zeggen: ”Ik ben mantelzorger”. (Voor mijn eigen gezonde man, die nog niet op leeftijd is, in mijn eigen huis, maar dat zeg ik er niet bij natuurlijk.) Want ik heb ontdekt dat die onbetaalde functie heel veel status heeft. Ik zie nu al uit naar de bewonderende blikken.



maandag 17 juli 2017

Geen caravan

“Wat wil een mens nog meer?”, schreef ik in een loftuiting op onze Kip-caravan. Een gemeentelid reageerde met de woorden: ”Ik wil geen caravan!”

Deze vrouw woont ‘in het buitengebied’ zoals ze dat in de Westereen zeggen. Voor niet-Friezen is heel Friesland uiteraard ‘buitengebied’, Westereenders noemen alles op meer dan een kwartier fietsen van het winkelcentrum zo. Daar viert het buitenleven inderdaad hoogtij en heeft iedereen een eigen vrijstaand huis(je) met (grote) tuin en uitzicht op de Friese wouden. Als je zo woont hoef je helemaal niet op vakantie met je Kip.Voor ons ligt dat anders. Ons huis is ‘geschakeld’, niet helemaal vrij en zonder groots uitzicht. Aan de andere kant van de schutting horen we zomers een kleuter en peuter ravotten en spelen.  Onlangs hebben die twee een nieuw broertje gekregen, één en al levendigheid dus waar zowel wij als ons kleinkind van genieten. Want als zij bij ons logeert mag ze op de buur-trampoline mee springen. Zulke dingen doe je als je in het ‘binnen gebied’ woont.

Dat samen-delen-samen-spelen zet zich voort op de camping. Ik heb nog geen camping meegemaakt waar we niet binnen de kortste keren met allerlei mensen in gesprek raakten. Die camping-vriendschappen beginnen meestal achter de afwasbakken: ”Gezellig, zo samen afwassen, thuis stop je het in de afwasmachine, hier raak je aan de praat.” Of het nu Drenthe of Frankrijk is, altijd gaat het zo. “Waar staan jullie?” gaat het dan meestal verder en soms is er de verrukte uithaal: “O, hebben jullie ook een Kip? Dat is mooi, want die zijn het beste, wij hebben al onze derde Kip, willen jullie eens binnenkijken?” 

Waarmee ik maar wil zeggen: caravan-leven doet mensen verbroederen! En daarom zijn we dol op ons kipje en schreef ik er opnieuw over. Leve de Kip!

zondag 9 juli 2017

Zonaanbidster

Ik was een zonaanbidster.

Niet letterlijk zoals de oude Egyptenaren, Kelten en Germanen, maar toch. Aan mijn blanke huid is het niet te merken want zelfs uren zon brengen daar weinig verandering in. “Met deze huid wil ik niet op de trouwfoto’s”, verzekerde ik daarom destijds aan Bernard. En ook hij moest voor de trouwdag aan een kuurtje onder de zonnebank in Dokkum geloven. Eén van de redenen waarom ik in 1998 graag met hem naar Kenia vertrok was dat je daar nooit lang op de zon hoeft te wachten. In januari en februari is elke dag zonovergoten in Nairobi. Dan keek ik altijd naar de weersverwachting in Nederland en verzuchtte tegen Jacinta- onze hulp-: “Blij dat ik hier zit.” Maar zij was precies het tegenovergestelde: altijd hopend op een regenbuitje. En daar moet je in Kenia vaak op wachten. 

Kwam het door Jacinta of door Kenia in het algemeen dat ik veranderde? Elf jaar met elke dag zon deed iets met me. Ook ik ging in april -na drie maanden zonder regen- naar de eerste druppels verlangen. Ook ik merkte dat de zon loom maakt en dat ik veel actiever werd als het weer wat opfriste. En mijn huid werd hoogstens sproetig, maar nooit bruin. Kenianen gaan niet in de zon zitten om bruin te worden, dat zijn ze al. De meeste Kenianen zitten liever in de kerk dan in de zon. Urenlang. “Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen”. In Kenia heb ik ze leren kennen, mensen die ervan houden om in de Zon -met een hoofdletter- te zitten. Jacinta was één van hen: de zon met een kleine letter kon haar niets schelen maar Jezus -de zon der gerechtigheid- betekende alles voor haar.  



maandag 3 juli 2017

Ongelofelijke haast

“Op zij, op zij, op zij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, we hebben ongelofelijke haast”: geen lied verwoordt beter het karakter van een Nederlander dan dit. Want die heeft altijd haast. Ik ging dat beseffen in Kenia: daar houden mensen van een praatje , altijd, op de meest ongelegen momenten, niet kort, maar lang. Wanneer ik soms een paar keer per dag Bernards secretaresse  opbelde moest elke keer de hele riedel doorlopen worden: ”Hallo Margriet! How are you?” Hoe het met me ging had ik haar een paar uur eerder al verteld, maar er mocht iets tussen gekomen zijn. Als ik dan zei:” Ik heb nu even haast, dus ik stel je alleen een paar vragen”, werd dat als ongelofelijk bot ervaren. Een echte Nederlander gaat recht op zijn doel af, weet wat ie wil en probeert dat zo snel mogelijk in orde te krijgen.

Nu is er één plek waar dat -ook in Nederland- nooit lukken zal en dat is het ziekenhuis. “Het duurt nog minstens een half uur voor je aan de beurt bent, maar reken maar op drie kwartier,” een niet gehaaste dame onderbrak even haar tijdschrift toen ik aanschoof in de wachtkamer van de oogkliniek in Dokkum. Een paar anderen keken ook op en knikten mij bevestigend toe. “Minstens drie kwartier?”, vroeg ik aan iedereen tegelijk. “O ja, bij dokter zo en zo wel ruim een uur”, verzuchtte een oudere man. “Nou, dat komt dan heel mooi uit”, grijnsde ik hem toe: “want weet u, de accu van mijn e-bike is bijna leeg en die heeft wel een uur nodig om weer op te laden”. Ik stopte de stekker van de accu in het stopcontact, haalde een cappuccino uit de koffieautomaat en stevende op het schap met tijdschriften af. Ik verheugde me op een uurtje mooie bladen lezen, daar ben ik namelijk ongelofelijk dol op. 

maandag 26 juni 2017

De robot

Precies een jaar wonen we nu in de Westereen en deze week is mijn eerste bezoek aan apotheek de ‘Dorpsacker’: dat klinkt landelijk en kneuterig maar zowel van buiten als van binnen is het hier hypermodern. Ik trek mijn nummertje en ben-rond etenstijd- meteen aan de beurt. Vriendelijke apothekersassistente: ”Dus u bent hier nog nooit geweest?” “Uh, wel bij de dokter (de huisartsen- en verloskundige praktijk zijn samen met de thuiszorg en het consultatiebureau in hetzelfde gebouw), maar niet voor medicijnen. “Gebruikt u nog andere medicijnen?” “Uh, nee.” Hoe oud schat ze mij eigenlijk? “Weet u hoe u dit geneesmiddel moet gebruiken?” Opnieuw: “Uh, nee”. Ik voel mezelf opeens kneuterig en dom in dit moderne gebouw.

Mijn linkeroog is het probleem. Sinds een half jaar begint dat op de gekste momenten hevig te tranen zonder enige aanleiding. De dokter adviseerde oogdruppels en de apothekersassistente doet voor hoe ik die moet toedienen. Omdat er geen wachtenden achter me zijn vraag ik: ”Helpt dat nu echt, zulke druppeltjes?” “Wilt u een eerlijk antwoord?” “Ja, heel graag.” Ze kijkt me aan, eerst van top tot teen, dan gefocust op mijn ogen. “Nou, uh” -zij begint ook al met uh- “u wordt een dagje ouder, uw ogen ook en misschien blijft dit probleem wel. ”Zo, die zit. Ik knik haar rimpelloze gezicht toe en krijg er niet eens meer ‘uh’ uit. “De robot is uw medicijn nu aan het uitzoeken, dus u moet even geduld hebben want hij is een beetje traag”. Een robot? In een apotheek? Ik voel me met elke minuut wachten meer van de oude tijd.

Op de terugweg naar huis heb ik één en ander te verwerken: ”Je wordt ouder mama…” Vlak voor onze huisdeur komt het inzicht: Over een aantal jaren ben ik echt een oud vrouwtje, maar toch liever dat dan een machinaal wezen dat nooit veroudert maar ook nooit verandert.”





maandag 19 juni 2017

Liken en belijden

“Heb je mijn Facebookbericht al geliket?” Tien jaar geleden wist niemand in Nederland waar dit over ging, inmiddels kent bijna iedereen het woord ‘liken’ en doen veel mensen het vaak. Even voor iemand die nu nog geen idee heeft: Op Facebook kan een mens alles wat hij wil over zichzelf bekend maken aan net zoveel mensen als hij zelf wil. Wanneer iemand een ander toestemming geeft om zijn/haar ‘pagina’ te bekijken dan wordt dat zijn ‘vriend’. Ik heb ongeveer 700 van zulke ‘vrienden’ en wanneer iemand een ‘like-je’ - een lachend gezichtje- bij mijn melding plaatst levert dat altijd een glimlach achter mijn bureau op. Het is fijn als mensen je waarderen.

Al lang voordat internet en Facebook zijn intrede deden sprak er Iemand over het ‘liken’ en ‘geliket’ worden’. Hij gebruikte een iets andere term: ”Als je Mij belijdt voor de mensen, dan zal ik jou belijden voor de Vader in de hemel.” (Matteüs 10:32) Het is Jezus de Zoon van God die aan het woord is tot zijn 12 vrienden: een heel bescheiden aantal, de meeste mensen op Facebook hebben er meer… Jezus belooft dat als ze lovend over Hem zullen spreken naar andere mensen toe, Hij dat zal doen over hen naar zijn Vader. 

Maar Hij weet- als geen ander- dat een mens van nature een ander mens eerder verraadt en verwerpt dan ‘liket’. Voordat hij aan zijn vrienden het belijden noemt gebruikt Hij hele andere woorden: uitleveren en verraden. Hij zegt dat de mensen dat met Hem en met hen zullen doen. Want zo zijn mensen. De meerderheid ‘likte’ Jezus maar een korte tijd. Het sloeg al snel om met: “Weg met deze Man.” Van zijn echte vrienden hoopt Jezus dat ze Hem zullen blijven belijden/liken, dwars door alles heen. Had Hij er daarom maar twaalf gekozen omdat Hij wist hoe moeilijk dat zou worden?


maandag 12 juni 2017

Iebaik

In onze kerk in de Westereen wordt soms geklaagd wanneer ‘dominee van die Engelse liedjes opgeeft’. Want Nederlands is ook in Friesland vanaf de kansel gebruikelijk en Engels is vreemd. Toch zijn er twee Engelse woorden die ik ook in de Westereen vaak hoor: “tablet” en “e-bike”, uitgesproken als: ‘teblut’ en ‘iebaik’. Zowel jong als oud weet waar we het dan over hebben. “Ik kijk altijd naar de kerkdiensten op mijn teblut hoor”, zei een oude dame van over de 80 tegen mij. En een ander: ”Wij gaan meestal op de iebaik naar Dokkum."

Dat laatste, de iebaik zie je hier overal rondrijden ook met jongeren erop, die schamen ze zich daar niet voor want de windkracht is in Friesland altijd aanmerkelijk hoger dan in andere delen van het land en dan kun je best een beetje trapondersteuning gebruiken. En voor ouderen is het natuurlijk fantastisch om als jonge gazellen op hun iebaiks weer en wind te trotseren.

Wat Bernard en mij betreft zitten we qua leeftijd dichter bij de ouderen dan bij de jongeren maar was een iebaik in mijn belevening altijd iets voor boven-zeventigers. Bovendien fiets ik graag en veel en voel ik me altijd een pondje lichter na een mooie fietstocht. Maar voor Bernard is het een heel ander verhaal. Die houdt van alles wat rijdt zolang het hem zelf maar geen inspanning kost. (In Nairobi reed hij jarenlang motor, totdat dat te gevaarlijk werd). “Als we nu eens allebei een iebaik kochten”, opperde hij voorzichtig in de buurt van mijn verjaardag: “Dan wordt het jouw cadeau dat we er samen op uitgaan en in hetzelfde tempo door de Friese wouden rijden”. Ik hoefde er niet lang over na te denken. Nog diezelfde dag voegden we de daad bij het woord en nu hebben we er al ettelijke tochtjes op zitten. Leve de iebaik!


maandag 5 juni 2017

De bejaarde Kip

“Retro”, het Latijnse woord voor "terug" is tegenwoordige helemaal hip om dingen uit het verleden te benoemen. Zo heb je retro kleding, beeldende kunst, muziek en ook: caravans. Ik mijn vorige blog noemde ik onze Kip een retro, maar dat is niet helemaal waar, want een retro zou een nieuw product, door het verleden geïnspireerd, zijn. Onze Kip is niet geïnspireerd door het verleden maar het verleden zelf: antiek dus. En antiek is helemaal niet hip. Nu is er iets bedacht om antieke caravans hip te maken en dat is het ‘pimpen’, oftewel ‘opleuken’.

Een paar keer ben ik in de verleiding van het pimpen gekomen. In de kringloop zag ik prachtige geel-wit geblokte gordijnstof. Maar Bernard zei: ”Niet doen, kost veel tijd en zo handig ben je nu ook weer niet met de naaimachine.” Hij had gelijk, dus ik zag ervan af. Toch bleef het idee van opleuken hangen. Helemaal omdat onze Kip bepaalde ouderdomsgebreken vertoont. Zo vloog onlangs -op de terugweg uit Drenthe- het dakluik eraf. Wij merkten er onderweg niks van en de onderdelen liggen dus ergens in Drenthe langs de weg, maar wij waren er mooi klaar mee toen we thuiskwamen. Want zo veel ervaring met dakluiken vervangen heeft Bernard nou ook weer niet.

Nu valt er met antieke gordijntjes te kamperen, met een gat in het dak niet. Er zou iemand met wel veel ervaring aan te pas moeten komen. En laat er nu letterlijk om de hoek van ons een echte caravan-pimper wonen. Meer dan een pimper: hij maakt van oude compleet nieuwe caravans. De vervanging van het dakluik was dus zomaar gepiept, hij had er zelfs lol in:” Ik wil aan dit mooie beestje wel een beetje onderhoud doen af en toe”. Een vakman die onze Kip naar waarde weet te schatten dus.  Je bent er maar mee gezegend als je in de Westereen woont!

 



maandag 29 mei 2017

Retro-Safari-Caravan

Onze Kip dateert uit de vorige eeuw. Ergens jaren tachtig om precies te zijn. Om die reden wilden de vorige eigenaars hem (of is het haar?) verkopen. Dat was ongeveer vijf jaar geleden. Jammer voor hen, maar goed voor ons konden ze hem aan de straatstenen niet kwijt. Wij hoorden hiervan toen onze zoon thuiskwam van de snackbar waar hij werkte: ”Zo en zo kwam langs, helemaal over de rooie omdat niemand zijn caravan wil kopen. Hij heeft al een nieuwe maar denkt er nu over om die oude maar naar de schroothoop te doen. Maar er mankeert nog helemaal niets aan.” Op dat moment waren wij nog niet zo van de caravans maar toen we hoorden dat deze 250 euro moest opbrengen (met voortent en al) zijn we gaan kijken, heeft de verkoper de voortent op een zonnige dag voor ons opgezet in den Treek (het landgoed bij Leusden) en waren wij verkocht. We kochten em dus.

Van het begin was ik dol op de kleur van de voortent: kaki met donkerbruin. “Beetje gedateerd”, zei de verkoper. Onze voortent heeft inderdaad een andere kleur dan de meeste. Maar dat kaki houdt voor ons de herinneringen aan (safari’s in) Kenia levend. We kochten om die reden een Keniaanse vlaggetje dat  dapper aan de voorkant van de tent wappert. Dat vlaggetje levert altijd mooie campinggesprekken op: “O, daarom is jullie caravan een beetje anders.”. De laatste jaren verschijnen overigens opeens meer kaki (voor)tenten op campings. En niet alleen op campings, ook in allerlei bladen en tijdschriften want alles van de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw is weer hip. Dus onze caravan heeft niet alleen Afrikaanse trekjes, maar is bovendien retro. Wat wil een mens nog meer?




maandag 22 mei 2017

Sleurhut (2)

Een mens is een gewoontedier. Dat heeft zijn voordelen en zijn nadelen. Zo kan een mens zich aan van alles en nog wat aanpassen en vind je mensen als Eskimo’s op de Noorpool, in de bittere kou, en als nomaden in de Sahara in Afrika onder de hitte van een tropenzon. Alles went, zelfs het klimaat. Maar als een mens eenmaal gewend is aan een bepaalde temperatuur en cultuur dan is het ontwennen daarvan niet makkelijk. Dat is dus het nadeel. Bernard en ik kunnen ervan meepraten. Toen wij in Kenia gingen wonen kostte het ons een paar jaar om aan alles te wennen, voor het terug migreren gold hetzelfde. Alles went, maar als je eenmaal gewend bent is het ontwennen lastig.

Precies om die reden zijn wij dol op onze Kip-caravan. Want bij elke vakantie, kort of lang, zijn wij al binnen een halve dag ‘gewend’. In de periode dat wij nog van het huisjes huren waren kostte het mij minstens twee dagen om aan het huisje te wennen. Zo gingen we eens een weekje naar Normandië in een huisje, in mijn herinnering was dat maar een paar dagen. Want die eerste dagen bestonden louter en alleen aan het wennen aan het huisje.

Maar dat is nu voorbij. We parkeerden onze Kip onlangs voor een lang weekend in Drenthe. (Bernard moest in een Drents dorp preken, dus mooie reden om Drenthe te verkennen.) De camping was rustig, landelijk en Drentser dan Drents: Want naast kamperen kon je er echte plaggenhutten huren. Modern, dat wel, met vloerverwarming, maar aan de buitenkant leek het net echt. Voor ons nieuw en anders. Maar toch voelde ik me al na een paar uur thuis tussen die plaggenhutten. En dat kwam omdat we zelf in onze vertrouwde Kip koffie dronken en een boekje lazen. 



maandag 15 mei 2017

Sleurhut

Nog een paar weken en je ziet ze weer overal op de Nederlandse snelwegen: caravans. Een caravan is ‘een vakantiehuisje op wielen dat achter een auto kan’. Deze prachtige definitie vond ik op internet. Gisteren hebben wij de onze van stal gehaald. Dik onder het stof zat ie. Dus vandaag is het poetsen en stofzuigen en schoonmaken. Maar dat doe ik met plezier voor mijn vakantiehuisje op wielen. “Hebben jullie ook zo’n sleurhut”, vraagt een jongen uit de gemeente. “Je bedoelt onze caravan?”, ik ben verontwaardigd vanwege die term. “Ja, voor mij zijn het allemaal sleurhutten, je kunt met zo’n ding achter de auto helemaal geen tempo maken”, hij is nog jong maar heeft al meerdere auto’s in zijn bezit en inderdaad, met onze Kip rijden we in een kalm tempo. Maar is dat erg?Het schoonmaken en inpakken kost me deze keer meer tijd dan andere jaren, maar ik weet wat ik ervoor terugkrijg: een paar dagen zonder sleur. Sleurhut is niet alleen een naar woord, het klopt ook niet want onze caravan is juist een ‘uit-de-sleur-hut’. Dat moet ik de jongen met de meerdere auto’s toch maar eens vertellen. 

Toen wij jonger waren hadden we overigens precies dezelfde mening over al die caravans die we inhaalden: “Wat drijft mensen om zo’n ding te kopen?” Inmiddels allebei 50 + weten we het: Het is het verlangen naar vrijheid en losbreken uit de sleur van alle dag. Sleur is ‘iets dat je zo vaak doet dat het vervelend geworden is’ (opnieuw internet). Zoals het huishouden: opruimen, stofzuigen, wassen en strijken. Dat hoeft allemaal niet in de caravan. En mocht ik, uit gewoonte, toch aan het huishouden slaan dan ben ik zomaar klaar, want onze caravan is en blijft een huis-je, met nadruk op ‘je’.
  

     

maandag 8 mei 2017

Appelsap

Ik zeg tegen u: U bent mijn Heer, ik vind mijn geluk alleen bij u”; In een gesprekskring bij ons thuis lezen we Psalm 16 in de bijbel in gewone taal. We zijn met zijn dertienen. Precies het getal van Jezus met zijn twaalf discipelen. Vers voor vers mag iedereen uitspreken wat hij (of zij) ervan vindt. “Wat een prachtige regel is dit”, zegt een jonge -ongetrouwde- vrouw: “God wil je gelukkig maken, is dat niet geweldig?”, ze kijkt stralend om zich heen. Een jonge man gaat eropin: “Nou, ik vind mijn geluk niet alleen bij de Heer, ik vind het ook bij mijn vrouw en mijn kind”. Een andere getrouwde man fluistert zijn vrouw naast hem toe: ”Ik ook!” 

Dan ontstaat er een discussie over de vraag in hoeverre een mens zijn geluk ook bij andere dingen mag vinden dan bij de Heer alleen. “Ik houd heel erg van mijn werk, is dat verkeerd?”, vraagt iemand. We komen er niet uit en halen er een andere vertaling bij. “Ik heb geen goed buiten U”, staat in het NBG. Opeens wordt begrijpelijker wat David bedoelt: Alleen (wat) de Heer (hem geeft), bepaalt zijn geluk. David had -buiten de Heer om-  een vrouw tot de zijne gemaakt en dat had (naast geluk) veel ellende opgeleverd. Zou hij deze Psalm hierna geschreven hebben? 

Toen onze kinderen klein waren lazen we Psalm 16 eens na tafel. “Gij maakt mij het pad des levens bekend”, is de laatste regel. ”Ik wil geen pad des levens, ik wil appelsap!”, reageerde één van hen toen. Bernard en ik schoten in de lach en sindsdien is dit zinnetje een gevleugeld woord in ons gezin. Maar hoe vaker ik het citeer, hoe meer ik denk: Heel vaak betwijfel ook ik of de Heer wel weet wat mij gelukkig maakt. Om diep te beseffen dat Hij dat echt wel weet neem ik me voor de komende weken Psalm 16 elke dag een keer te lezen….

maandag 1 mei 2017

Verrassing op Ameland

Voor een iemand in de Westereen is dit geen nieuws, voor veel Nederlanders wel: Het ligt op twintig minuten met de auto van Holwerd. En wie Holwerd zegt, zegt Ameland! Geliefde vakantie plek voor iedereen die een paar uurtjes rijden en een boottochtje van drie kwartier over heeft voor een vakantie dicht bij huis in een andere wereld. Nu zijn wij niet echt mensen van zon en zee, maar even pas op de plaats is altijd goed en daarom stapten wij aan het begin van de meivakantie in Holwerd op de boot. Bepakt met proviand en veel boeken. Van tevoren was dit mijn idee van vakantie op een Waddeneiland: lang uitslapen, af en toe een strandwandeling en verder lekker languit met een boekje op de bank.

We kwamen op zaterdagmiddag aan en zagen dat de aanvang van kerkdienst op zondag vakantievriendelijk was: kwart voor elf. Dus combineerden we op zondag kerkgang en strandwandeling. De predikant was niet van het eiland, de preek het overdenken waard, maar de verrassing kwam bij de afkondigingen: “Vanmiddag is er in de Hervormde kerk in Hollum een inspirerend voorstelling over het leven van Etty Hillesum”. Mijn hart sprong op, want ik bewonder Etty Hillesum vanaf mijn studententijd. Voor wie haar niet kent, ze overleed in 1943 op 29 jarige leeftijd in  Auschwitz, was Joods, werd in de tweede wereldoorlog christen en begon op aanraden van een vriend een dagboek. Die dagboeken werden in 1981 uitgegeven en ik verslond ze op mijn studentenkamer in Groningen.

“Ter nagedachtenis van hen die in de tweede Wereld Oorlog zijn omgekomen”, staat op een ingehouwen plakkaat van de hervormde kerk in Hollum. Een minuut te laat kwam ik binnen op zondagmiddag, de voorstelling was gelukkig nog net niet begonnen. Ruim een uur heb ik ademloos gekeken en geluisterd naar Abke Bruins en ”Choral” die leven en werken van Etty in herinnering brachten. In Hollum op Ameland beleefde ik de meest indrukwekkende 4 mei herdenking ooit….

      

maandag 24 april 2017

"Oei, ik groei"

We hebben een ‘bijbel-gesprekskring aan huis’ en doen vooraf een ‘rondje in de kring’. Voor haar beurt doet een stralende Sandra haar zegje: “Roos kan zich omrollen!” Aafke, nieuw in de kring, kijkt mij met opgetrokken wenkbrauwen aan. “Roos is haar dochtertje”, fluister ik haar toe. “Ja, 5 maanden en nu al rollen, dat is vroeg hoor!”, de trotse moeder wacht op loftuitingen maar Marit is ons allemaal voor: ”En Sjoerd ging vandaag staan!” Allemaal kennen we Sjoerd vanaf pasgeboren baby, want de kring is soms in Marits’ huis. Ook Marit glundert van oor tot oor. “Al bijna geen baby meer”, zegt ze zachtjes. Al het andere van het ‘rondje in de kring’ ben ik vergeten, de kleine Roos en Sjoerd niet. Ik herinner me nog levendig het moment dat onze jongste ging draaien en de trotse blik van onze oudste toen ze zich voor de eerste keer naar boven optrok aan het fornuis. Praten kon ze nog niet, maar de blik in haar ogen sprak boekdelen: ”Kijk, dit doe ik toch maar even helemaal zelf, wat vind je daarvan?” Ik riep zo hard: ”Bernard, kom gauw eens kijken!”, dat ze pardoes weer neerplofte.

Oei, ik groei”, is een pedagogische klassieker die (beginnende) ouders vertelt over het hoe en wat van groeisprongen in de ontwikkeling van een kind. Sommige ouders zijn gefrustreerd door dit boek (omdat hun kind zich ietsje langzamer ontwikkelt dan de meerderheid), iedere ouder beseft: Géén groei is kwalijk. Mensen zijn geschapen om te groeien, van groot naar klein, van onbewust naar bewust naar zeer bewust. Groei is mooi en goed en de bedoeling van de Schepper van het leven.Toch wordt in de kerk  verandering en groei vaak als gevaarlijk en kwalijk gezien. Wat is en geweest is moet altijd zo blijven en bij elke kleine verandering roepen sommigen: ”Oei!” Kerkmensen die worstelen met veranderingen zouden dit boek eens moeten lezen. Wie weet roepen ze na het lezen: ‘Wij groeien!’  







maandag 17 april 2017

Eet dit boek

Bernard en ik zijn dol op boeken. “Hebben jullie die allemaal gelezen?”, vraagt iemand die door het huis loopt. Ons nieuwe huis in de Westereen telt zeven kamers en van die zeven zijn er twee waar niet een boekenkast staat, elk van de overige heeft er meerdere. Zo’n nieuwe verhuizing biedt nieuwe mogelijkheden: we hebben nu een speciale kamer voor romans en een andere met biografieën. Bernards studeerkamer staat vol met theologie en in de mijne vind je psychologie, pedagogiek en vrouwenboeken. De woonkamer heeft een mengelmoes van van alles en nog wat. Veel boeken over Afrika daar, want dat continent heeft voor altijd ons hart gestolen.  Voor elk wat wils en voor elke stemming een passend boek. “Maar hebben jullie al die boeken echt helemaal gelezen?”, die vraag blijft komen. “Ik lees alleen maar de bijbel, meer heeft een mens niet nodig”, mompelt iemand anders.

“Eet dit boek”, is de titel van één van onze boeken geschreven door Eugene Peterson, de schrijver van ‘The Message’. Met ‘dit’ boek wordt de bijbel bedoeld: de bijbel is volgens hem anders is dan elk ander boek in de wereld. De bijbel moet je ‘eten’: eerlijk tot je door laten dringen, Jezus de Zoon van God er echt in ontmoeten, naar Hem luisteren en gaan doen wat Hij zegt. Wanneer je dat doet zul je merken dat je inderdaad genoeg hebt aan een paar porties bijbel per dag. Waarom dan toch al die andere boeken in ons huis? Laat ik het in één zin samenvatten: om kennis te maken met andere mensen en andere culturen, de reden waarom anderen dol zijn op reizen naar nieuwe bestemmingen en andere landen. God leren we kennen door de bijbel, mensen door de Westereenders en door onze boeken. Die hebben we overigens nog niet allemaal gelezen, maar we doen ons best 😊. En iemand die net als wij ook dol is op boeken mag gerust eens langskomen om er eentje te lenen. 


maandag 10 april 2017

Waar is de Ha-Ra?

Ha-Ra” is een begrip in de wereld van professionele schoonmakers. Voor het schrijven van deze column had ik er nog nooit van gehoord maar al schrijvende staarde ik met verbijstering naar de pittige prijzen op het internet. Waarom struint een vrouw die schoonmaken en opruimen altijd uitstelt het internet af voor Ha-ra? Omdat ze een Ha-ra is kwijtgeraakt.

Dat zit zo: toen lieve gemeenteleden in november hielpen met schoonmaken en sauzen nam één van hen zijn Ha-ra-raamwisser mee: “Want die stok is zo handig om een verfroller aan vast te maken”. Het mooie plafond van onze woonkamer hebben we dus aan een Ha-Ra te danken. Ik wist alleen niet dat het een Ha-Ra was, raakte de stok kwijt en had geen enkele neiging om er lang naar te zoeken. Totdat in maart het zonnetje me uitnodigde om de garage eens onder handen te nemen. En daar lagen, onder een hoop troep en afval, een paar stokken en wissers waarvan er eentje de Ha-ra zou moeten zijn. Ik wist inmiddels dat het geen gewone stok was maar had er nog geen plaatje (en prijskaartje) bij.

Had ik nu maar eerder het internet afgestruind, dan zou ik niet triomfantelijk met de verkeerde stok bij dat lieve gemeentelid zijn aangekomen: “Nee, dat is em niet, hij ziet er anders uit, beetje aqua kleur.” Ik werd knalrood want ik wist waar de stok met die kleur beland was: de kringloop. Restte ons niets anders dan een ritje naar de kringloop om de Ha-Ra terug te kopen. Bleek die inmiddels verkocht. “Ik koop een nieuwe hoor”, meer kreeg ik er niet uit. Leuk geprobeerd maar opnieuw fout gescoord: “Das niet mogelijk, want dat model is al lang uit het assortiment, het was een erfstuk, van onze overleden vader zie je”.

Op zo’n moment besef je: Wat stelt een mens nu eigenlijk voor zonder vergeving en genade? Gelukkig heb ik die gekregen, ik schreef toch dat het lieve gemeenteleden zijn?