maandag 31 december 2018

Geen woorden


Uiteindelijk is het er dan toch van gekomen. Mijn eerste preek in de Westereen. Ik kwam hier als domineesvrouw en heb niet de ambitie om zondags te preken. Integendeel. (Laat mij maar schrijven: dat geeft me ontspanning en levert -hopelijk- een lach of een traan bij mijn lezers op.) Maar afgelopen week overleed een oude dame die ik persoonlijk kende. Dat gebeurde onverwacht. Ik was nog bij haar op bezoek geweest op donderdag. De zondagmiddag erna overleed ze. Niet buitengewoon ziek. Wel oud: 91 jaar. En moe. Heel moe. En zonder krachten.

Zo trof ik haar die donderdag. “Ik voel dat mijn krachten minder en minder worden”, vertelde ze. Dat kon ze maar moeilijk aanvaarden want ze was iemand die altijd druk in de weer was. Voornamelijk voor andere mensen. Zo bezocht ze ‘de oudjes van het bejaardencentrum’. (Haar eigen woorden.) Op zaterdagmiddag: ’Als er verder niemand naar hen omkijkt.’ Ze was notabene ouder dan de meeste van hen, woonde nog op zichzelf in haar eigen huis met grote tuin dat altijd openstond voor wie dan ook maar. Samen spraken we over haar leven en het einde daarvan dat mogelijk nabij was. “Met één ding heb ik het moeilijk”, zei ze: ”Ik heb met mijn kinderen te weinig over het geloof gesproken, dat had veel meer gekund.” Drie dagen erna overleed ze. Ik mocht de preek van de dankdienst doen en vond dat een eer. Want zij was een voorbeeld van hoe een discipel van Jezus hoort te zijn. 

Zou Jezus haar er in de hemel op aanspreken, vroeg ik me af? Worden we ooit afgerekend op te weinig woorden. Op te weinig daden wel. Dat weet ik uit de bijbel: ”Wat je niet gedaan hebt voor de  minste van mijn broeders, dat heb je ook aan Mij niet gedaan.”

maandag 24 december 2018

Betrapt


Op maandag post ik mijn blogjes. Vandaag is maandag 24 december, een in velerlei opzichten bijzondere maandag. Dag waarop het in de supermarkten drukker is dan ooit, met twee vrije dagen -zomaar midden in de week- in het vooruitzicht. Dag die eindigt met de ‘de avond der avonden’: kerstavond. “Stille nacht, heilige nacht, Davids Zoon, lang verwacht.” Vanavond gaan we het zingen, in de kerstnachtdienst. Liefst met een echte kerstboom met echte kaarsjes. Maar meestal een kunstboom met elektrische. 

Licht speelt een hoofdrol met Kerst. Ook in de Westereen doet iedereen aan kerstverlichting. Onze (kunst)-kerstboom met ledlampjes staat al twee weken in de huiskamer. Op een plek waar de rest van het jaar een grote schemerlamp staat. Bij die lamp kun je lezen, bij de kerstboom niet, maar dat is ook niet de bedoeling van kerstverlichting: sfeer en gezelligheid is waar het om draait.

“Ik ben het Licht van de wereld”, zei Jezus toen hij een volwassen man was. Niet in een donkere nacht maar vroeg in de morgen, op het tempelplein, in Jeruzalem. Voor een groep Schriftgeleerden en Farizeeën die een vrouw bij zich hadden ‘die op overspel was betrapt ‘. In de nacht betrapt, in de ochtend voor het gerecht gesleept. Die vrouw wist wat haar te wachten stond: steniging.

Maar dat is niet wat er gebeurde. En dat heeft alles te maken met Jezus als “Ik ben het Licht van de wereld”. Hij is namelijk geen kerstverlichting maar ‘mensenverlichting’. Ieder mens die dicht bij Jezus komt zal dat merken. Zijn licht ‘leest’ alle plekken van ons leven: de mooie en de lelijke. Zelfgenoegzaam waren die Schriftgeleerden het tempelplein opgelopen die morgen. De vrouw ‘die op overspel was betrapt’ in hun midden. Maar bij de aftocht waren de rollen omgedraaid. Betrapt dropen zij af, één voor één…


maandag 17 december 2018

Laarsjes


Ik loop door de achterdeur onze bijkeuken in en struikel bijna over de laarsjes. Mijn laarsjes. Samen met Bernards veterschoenen is het schoenenrek eigenlijk te klein. Maar enkellaarsje (en overigens ook lange laarzen) hebben een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij. Ik heb 2 paar zwarte (suède en leren), 1 paar blauwe, bruine en bordeauxrode, en twee paar lichtbruine (grote en kleine). Beetje veel, voel ik de lezer denken. Ikzelf vind dat ik ook nog grijze nodig heb. Maar 7 is al een behoorlijk aantal, dat  geef ik toe. Voor elke dag van de week een ander paar.

Waar komt die aantrekkingskracht vandaan? Ik ken mezelf van af een jaar of 4 en vanaf de lagere school herinner ik me in elk geval dit: laarsjes. Eén van de meisjes van de tweede klas droeg ze. Frivole witte kinderlaarsjes.  In de jaren 60 was dat iets bijzonder. Mijn zussen en ik droegen bruine veterschoenen. Ik kreeg -bij wijze van uitzondering- eens schoenen zonder veters. Met een gesp. Die hebben de hele week naast mijn bed gestaan. Af en toe deed ik ‘s nachts de lamp aan om er naar te kijken. Zo mooi vond ik ze. Maar laarsjes: dat was van een andere orde. Dat was bijna iets hemels. Iets dat niet voor mij was weggelegd. 

Die 7 paar komen, op 1 paar na, allemaal van de kringloop en kostten mij in totaal minder dan 50 euro. Naar niet één paar ben ik op zoek gegaan. Ze lagen daar gewoon voor mij klaar. “Zoek je geluk bij de Heer, hij zal geven wat je hart verlangt”, staat in Psalm 37. Dat eerste probeer ik -van af een jaar of 20- in praktijk te brengen. En bij elk paar laarsjes dat ik krijg verbaas ik me dat Hij zo goed weet wat ik verlang!

maandag 10 december 2018

De gunfactor


Sinds een paar maanden ‘doe ik bezoeken’ in onze gemeente en dat brengt me bij mensen in soorten en maten en levert zeer afwisselende gesprekken op. Bij getrouwde mensen met kinderen gaat het heel vaak over die kinderen, bij vrijgezellen over het werk, bij beide over de hobby’s. Sommige mensen hebben ‘kerkenwerk’ als hobby, maar dat zijn er niet zoveel. Ouderling of diaken worden hoort in onze gemeente nog steeds tot een verplichting waar je nu eenmaal vroeg of laat niet onderuit kan. Maar vanmorgen was ik op bezoek bij iemand die anders was. Ook hij heeft twee kinderen en een paar hobby’s. Maar zijn visie op ‘kerkenwerk’ was een openbaring voor me. Omdat hij niet meer de jongste is is hij op dit moment geen ouderling of diaken. Maar zijn ideeën zijn het waard om doorgegeven te worden.

Hij verraste mij al direct aan het begin door het gebruik van een woord dat ik nog nooit in de kerk hoorde: de “gunfactor”. Iemands gunfactor zijn diens eigenschappen waardoor iemand anders hem of haar iets gunt. Het is een term uit de marketing. Verkopers met een hoge gunfactor doen het goed want mensen willen van hen graag iets kopen: die gunnen dat de verkoper. “Wij zouden in de kerk echt aan onze gunfactor moeten werken, dan zou ons werk voor de Heer veel meer resultaat opleveren”, zei hij met een brede glimlach. Daarnaast vertelt hij me dat hij altijd proactief was  geweest in het kerkenwerk.  “Want je kunt wel klagen dat het allemaal niks meer is, maar als jezelf niet eerst in actie komt dan wordt er over je beslist.”

“Doe je de groeten aan Bernard?”, vroeg hij bij het afscheid. Dat heb ik dus heel graag gedaan want mensen met zo’n hoge gunfactor zijn er niet zoveel.


maandag 3 december 2018

Namen


Ruim een week geleden was het “Eeuwigheidzondag”, de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Voor veel  kerken een speciale dag omdat  tijdens de kerkdienst gemeenteleden worden herdacht die het afgelopen kerkelijk jaar zijn overleden. 

In onze gemeente waren dat er 25. De meeste van hen waren heel oud, eentje was heel jong. Voor ieder afzonderlijk werd een kaars aangestoken door een familielid of vriend. Soms ging er een heel groepje familieleden bij een kaars staan. Twee kaarsen werden vlak naast elkaar gezet door de familie: het betrof een man en diens vrouw: hij was een paar maanden na haar gestorven. Beide heel oud. Hun kinderen en kleinkinderen stonden er omheen. 

Maar voor sommige kaarsen was er niemand in de kerk. De naam van die overledene verscheen met grote letters op het beamerscherm, de ouderling van dienst stond klaar met de kaars in zijn hand, Bernard las de naam hardop voor. Maar iedereen wachtte tevergeefs tot er iemand opstond om naar voren te gaan. En dus stak de ouderling zelf de kaars maar aan. Ooit stonden die namen in kleine letters op een geboortekaartje en werden ze vol verwachting uitgesproken door vader en moeder. Nu sprak Bernard ze uit zonder dat er iemand reageerde. Namen van sommigen die hier jaren leefden. Oud en in de vergetelheid geraakt. Het enige wat er dus van je overblijft is een naam, dacht ik. Een naam die eens ook weer snel vergeten is. 

“Ik vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalm gegrift.”, staat in Jesaja 49(:15,16) Die “Ik” is de God van Israel bij wie iedereen, die in zijn Zoon gelooft, mag horen. De namen van die ‘onbekenden’ mogen vergeten zijn door de gemeente, bij God zijn ze bekend. En zij zijn nu dichter bij Hem dan ze op aarde ooit waren.