maandag 27 november 2017

Voorleeswedstrijd

Waarom ze het mij vroegen weet ik niet, feit is dat ik heel blij was met de vraag of ik jurylid wilde zijn van de jaarlijkse voorleeswedstrijd op de basisschool. Vier kinderen zouden mogen strijden om vier bekers, van klein naar groter tot grootst. Weken stond het genoteerd in mijn agenda, vorige week was het zover. Ik had me erop verheugd: kinderen die houden van voorlezen hebben bij mij een streepje voor. Twee jongens en twee meisjes mochten afwisselend op de voorlees-troon een stukje lezen uit een door hen zelfgekozen boek. Naast mij waren er nog twee juryleden. Het publiek bestond uit een paar groepen kinderen met veel gegiechel en aanmoedigingen. De vier kandidaten zaten stilletjes op een rijtje met hun boeken in de hand geklemd.

Ik kon mijn ogen niet van hen afhouden, een paar herkende ik uit het dorp, ik deed zelf vroeger ook wel eens mee en kon het gevoel nog helemaal thuisbrengen. Als jurylid moest ik op een heleboel punten letten, zoals ‘emotie’ en ‘verstaanbaarheid’. En dan tijdens het lezen aantekeningen maken. Maar dat lukte niet. Ik kon mijn ogen niet van die troon afhouden. Vier kinderen leverde vier totaal verschillende verhalen op. Het ene kind sprak heel bedachtzaam, het andere deed het in een sneltreinvaart. Het volgende kind bracht werkelijk spanning in het verhaal en het laatste verhaal leverde lachsalvo’s op. En daaruit moest de jury dus kiezen. “Onmogelijke opdracht”, bedacht ik toen wij ons even terugtrokken om te overleggen. In het gewone leven vergelijk je toch ook niet een voetbalverslaggever met een docent van de middelbare school, cabaretier of een nieuwsvoorlezer? 

Het meisje dat ons allemaal aan het lachen had gemaakt werd eerste, maar -heel terecht- kregen de anderen ook een beker, want alle vier waren ze goed geweest, op hun eigen terrein.




maandag 20 november 2017

Koffiekazerne

“Da’s zeker een groot verschil: leven in Nairobi en leven in de Westereen?”, soms vraagt iemand me dat. En mijn antwoord is altijd: ”Nee, hoor, want Westereenders lijken op Kenianen.” Als de vraagsteller dan zijn wenkbrauwen optrekt vertel ik waar die overeenkomst in bestaat: in de liefde voor een mooi gesprek.

In Kenia is dat tot een ware kunst verheven: samen praten doe je daar nooit kort, maar altijd lang en met veel omhaal en stembuigingen. Als mijn hulp Jacinta een vriendin aan de telefoon had, verstond ik haar stamtaal (het Luya) niet, maar kon ik aan de intonatie opmaken of het bericht goed of slecht was. Wij spraken samen Engels, en als ze goed op dreef was zei ze na elke zin ‘e-u-h’. Dat gaf mij altijd het gevoel dat ze helemaal in het gesprek opging. En dat kunnen Westereenders ook. Niet met ‘e-u-h’ maar wel met veel ‘leave's’ en stembuigingen. Ook hier klinkt het prachtig en ik ben blij dat ik het Fries kan verstaan. 

De elf jaar dat wij in Kenia woonden waren te kort om net zo volleerd in het voeren van een mooi gesprek te raken als een Keniaan, maar voldoende om er de smaak van te pakken te krijgen. En om die reden vind ik het  fijn dat er sinds kort in de Westereen een koffierestaurant is: de ‘Koffiekazerne’. In Nairobi komen mensen in het’ Javahouse’ samen om te koffiedrinken en eindeloos te praten (met veel ‘ehs’ en ‘nini’s’, een ander stopwoord). In de Westereen kan dat nu in de Koffiekazerne. Elke vrijdagmorgen van halftien tot twaalf is iedereen daar welkom voor een bakje koffie en een babbel. Ik was er al een paar keer en waande me bijna in Nairobi šŸ˜Š

maandag 13 november 2017

Israƫl

“Een bezoek aan IsraĆ«l voelde voor mij als thuiskomen”, vertelde iemand mij voordat we op het vliegtuig naar Tel Aviv stapten. Ik was benieuwd of het voor mij ook zo zou zijn. Het bleek heel anders uit te pakken.

Eenmaal geland duurde het uren voor we door de douane waren. Langzaam kroop de rij vooruit, om ons heen toeristen van over de hele wereld, hoorbaar aan veel verschillende talen. Daar tussen oude en jonge mannen in zwarte pakken met zwarte hoeden. Voor iemand uit bevindelijke kringen in Nederland misschien vertrouwd, voor mij eerder vervreemdend. Ik had nog nooit ‘sidelocks’ gezien en vroeg me af hoe lang het zou duren voordat zoiets aangegroeid is. De weg van Tel Aviv naar Jeruzalem is een prachtige snelweg, we zoefden door het landschap dat mij als een mengeling tussen Egypte en Kenia voorkwam. We zagen op de borden namen van steden en dorpen die ook in de bijbel te vinden zijn, maar moet je dat ‘thuiskomen’ noemen? De Via Dolorosa -de lijdensweg van Jezus dwars door Jeruzalem- bleek een straatje van drie meter breed met aan weerskanten alleen maar souvenirwinkeltjes. En bij de Klaagmuur werd ik hard achteruit geduwd omdat mijn schouders niet bedekt waren: ”Dit is heilige grond!” Alleen met een zwart kapmanteltje mocht ik verder lopen.

In Galilea, waar wij vlak bij het meer op een huis moesten passen, veranderde er iets. Er lag een boek met Psalmen opengeslagen bij Psalm 119 en mijn oog viel op vers 134:”Maak mij vrij van het dwingen der mensen opdat ik uw opdrachten nakom.” Door die regels was er opeens zoiets als thuiskomen. Want ‘Psalmversjes’ moest ik al op de lagere school uit het hoofd leren. Spontaan welde een gebed in me op: ”Dank U Vader dat ook ik -als niet-Jood- uw woord mag kennen.
    

 


maandag 6 november 2017

Genieten

"Geniet er maar van". Hoe vaak heb ik dat niet gehoord de laatste weken? Vakantie houden betekent uitrusten voor veel mensen. Maar onze 'vakantie' in Israƫl zou anders worden, want wij waren gevraagd om op iemands huis en planten en dieren te passen. Voor een paar dagen weliswaar, maar toch. Van te voren kregen we per e-mail uit Israƫl instructie over het hoe en wat:

"Aan de zijkant van de winterkamer buiten zit de kraan: de groene slang is voor de tuin op het niveau van het bovenhuis, de gestreepte slang voor het plaatsje en zijkant onderhuis tuin met de palmen (onder het hekje doorkruipen) de tuin naast de trappen van de grot en het nieuwe tuintje naast het hek van het toegangspoort naar de grot. Voor de ondertuin een aparte slang. Kraan zit onder het betonnen balkon tegen een pilaar. Voor de planten aan het achterstraatje: slang halverwege het straatje aan de rotsen, bedient ook de planten op de trappen omhoog en de begoniatafel op het plaatsje voor het WC hokje.
Voor Maurice' landje aan de oostzijde van het huis, langgerekte stuk: een aparte slang.

"Gemiddeld ben ik twee uur per dag met de planten bezig", aldus de bezitter van al die slangen. "Hoe gaan we dat doen?", vroeg ik Bernard onderweg van Jeruzalem naar Galilea. Bernard is niet zo van de planten, dus ik zag al helemaal voor me waar het op uit zou draaien. Aangekomen bij het huis op de berghelling bleek het artistiek, oosters/Europees, met veel kamers en veel boeken. Die boeken trokken me, de waterslangen niet. En wat gebeurde er toen? Geloof het of niet: het ging regenen. Wel drie dagen lang. (Onderbroken door af en toe zon.) Ik heb geen slang aangeraakt en drie dagen zitten lezen met een geweldig uitzicht op de bergen. Toch genoten dus.