maandag 27 juni 2022

Zoet of zout

 

Dit blogje gaat niet over drop, maar is geïnspireerd door dominee Terlouw uit de Westereen. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik met deze dominee getrouwd ben en vele Westereenders mogen zich gelukkig prijzen dat hij hun dominee is, want hij heeft altijd iets te vertellen. ‘Zijn spreken is te allen tijde aangenaam, niet zouteloos’. Zo ook gisteren.

Wij hadden ‘bevestiging nieuwe- en afscheid van oude ambtsdragers: ouderlingen en diakenen.’ Dus moesten er allerlei formulieren voorgelezen, het ja- woord luidop uitgesproken, geknield en ingezegend worden. Zowel de nieuwe als de afscheidnemende ambtsdragers kregen persoonlijk een Bijbeltekst. Kortom een lange zit. ‘Ik ga maar een korte preek maken’, zei Bernard vrijdag tegen me terwijl hij naar de studeerkamer ging om met de preek bezig te gaan. Na een half uur verscheen hij opnieuw uit zijn studeerkamer en vroeg: ’Waaraan denk jij als ik zeg: Wie zoet is …?’ Ik hoefde geen moment te denken: ’krijgt lekkers!’, lachte ik, ’maar dat is een Sinterklaasliedje, kan dat wel in de kerk? Bernard was niet uit het veld geslagen en zei: ’Toch ga ik de preek zo beginnen, want ik wil duidelijk maken dat er een groot verschil bestaat tussen Sinterklaas en Jezus. Sinterklaas wil dat we allemaal zoet zijn maar Jezus wil dat we zout zijn: ’Jullie zijn het zout der aarde.’ ‘Dat moet je dan wel praktisch maken’, zei ik en ik keek nieuwsgierig uit naar de dienst.

Dit blogje is te kort om de hele preek te plaatsen, ik noem nu alleen dat wat mij echt raakte: ‘Zout maakt verschil, zout was vroeger heel kostbaar omdat het bederfwerend is, het zuivert en maakt duurzaam.’ Vooral dat ‘bederfwerende’ kwam binnen bij mij. ‘Als ambtsdragers spreken we vaak samen over andere gemeente leden, dat hoort bij het ambt. Maar helaas leidt ‘spreken over’  heel makkelijk tot ‘roddelen over iemand.’ Op het moment dat zoiets gebeurt ben je als ambtsdrager werkelijk zout als je zegt: ’Zullen we stoppen om op deze manier te praten.’ Zo’n uitspraak vergt moed maar maakt alle verschil. Het is een zoute uitspraak die het bederf tegenhoudt 😊

maandag 20 juni 2022

Bijna 8 jaar

 

Halo, ik geef een feest, groetjes, Nynke.

waar: Radijsstraat 6 a

wanneer: woensdag 7 september

televoonnummer 0 6 3 4 1 0 4 2 9 3

 

Op 3 september wordt onze oudste kleindochter 8. En afgelopen week maakte ze een uitnodiging. Daar kun je op die leeftijd niet gauw genoeg mee beginnen. Het duurt nog bijna twee maanden, maar ze popelt van verlangen tot het zover is. Sinds kort krijgt ze zakgeld, dat hoort er allemaal bij als je bijna 8 bent. ‘Maar ik vergeet die euro steeds en daarom hebben we maar een rekening  voor haar geopend met een heuse pinas. Nu doe ik een automatische overschrijving’, vertelt onze dochter. Die is van het praktische en van de systematiek.

Als we in Groningen op bezoek zijn komt Nynke enthousiast met haar oranje ING kaartje aanzetten: ’Kijk opa en oma, ik heb een pinpas!’ Wij zijn in Groningen omdat het het mooiste weer van de wereld is en we besloten hebben om met onze kleindochters ergens in het Noorderplantsoen een ijsje te kopen. 'Dan betaal ik’, zegt Nynke heel opgetogen, ‘met mijn eigen pasje’. Zogezegd zo gedaan. Met zijn zessen gaan we op pad, mama met drie dochtertjes en opa en oma. Nynke loopt voorop met het pasje stevig in de hand. Bij de ijscowinkel slaat mij de schrik om het hart: de goedkoopste ijsjes zijn € 2.50. Eén blik naar Bernard is voldoende om hem vliegensvlug wat meer geld naar Nynkes rekening over te maken. Als we allemaal een ijsje hebben mag Nynke betalen. ‘Kan ik met een pinpas betalen?’, zegt ze alsof ze dat al heel vaak heeft gedaan. En vervolgens toetst ze met haar ene hand voor de andere geschermd, zodat niemand het kan zien, haar pincode in. ‘Uw pas is nog niet geactiveerd’, verschijnt op het scherm. Ze leest het hardop voor en barst bijna in tranen uit.

Maar opa weet raad: ’Dan ga ik dat meteen even voor jou doen’, zegt hij. Gelukkig werkt de ijscoman mee en als alle officiële verplichtingen vervuld zijn pint Nynke met succes. Groot worden is een heel proces…

maandag 13 juni 2022

Onzeker

 

Eerst op de fiets naar het station. Dat is niet moeilijk. Fiets gestald, ingecheckt en wachten maar. In het overdekte hokje zitten een paar jongens te lachen en te roken, dus ik blijf buiten staan. Het miezert een beetje.

‘PTHU’ lees ik op de zwarte rugzak van een dame in het zwart die naast me staat. Ik herken het logo en denk: die werkt vast op de Theologische Universiteit in Groningen. Zal ik het haar vragen? Maar dan komt er een gesprek en ik weet niet of ik dat wil. Ik ben zenuwachtig.

‘Werkt u in Groningen aan de theologische universiteit?”, het is eruit voor ik er erg in heb. Ik ben en blijf een spreker, ook al ga ik naar een schrijvers les. De vrouw heeft een fijn besneden gezichtje, vriendelijke ogen en roze lippenstift. Ze begint te stralen. Gelukkig. “Nog nooit heeft er iemand op het logo op mijn rugzak gereageerd, maar het klopt: ik was docent aan de  theologische universiteit”. “Was?”, vraag ik nieuwsgierig als ik ben. “Ja, want ik ben 72 en dan zijn de meeste mensen echt wel gestopt met werken”, lacht ze.

Ik had haar jonger ingeschat, spreek dat vervolgens uit waardoor de glimlach op dat smalle gezichtje nog groter wordt. De trein naar Leeuwarden komt er aan. Zij zegt dat ze op weg is naar het Fries museum in Leeuwarden, naar een tentoonstelling die haar interesse heeft. In de twintig minuten van de Westereen naar Leeuwarden leren we elkaar een beetje kennen en blijken we allerlei gezamenlijke kennissen te hebben. Als ze uitstapt zeg ik: ’Ik kan wel tot het Fries museum met je meelopen want ik moet ook die kant op.” Wat ik op vrijdagmiddag ga doen in de gevangenis, omgebouwd tot een bibliotheek, vertel ik niet. Dat durf ik niet.  

maandag 6 juni 2022

Letselschade

 

Een jaar geleden schreef ik over de blikschade aan onze Renault. Ik had mezelf klem gereden in de smalle ingang van de parkeergarage bij de Jumbo in Dokkum. ‘Krak’, klonk het. Juist toen ik met een vriendin na een geslaagde middag winkelen uit Dokkum wilde terugrijden. Er is nog altijd een flinke deuk zichtbaar. We hebben die deuk niet laten repareren. Het is maar een auto en die auto was een tweedehands koopje.

‘Pas op Margriet!’, riep een andere vriendin toen ik meer dan twintig jaar geleden met haar over de Grote Markt in Groningen fietste. Zij zag hoe ik op die fiets onderuit ging en met een smak op de grond belandde. Ik zelf weet daar helemaal niks van. Het gebeurde op een zaterdagmiddag, ik werd de dinsdag erna wakker in het Academisch Ziekenhuis. Een geluk bij een ongeluk dat ik bijna op de stoep van dat ziekenhuis dat ongeluk kreeg. Mijn vriendin, zelf arts, deed mond op mond beademing en dat werd snel overgenomen door ambulance personeel. ‘Ze heeft een zware hersenbeschadiging’ vertelde de neuroloog aan Bernard. Ik heb het geweten de jaren erna, het duurde minstens zes jaar voor ik een beetje normaal kon functioneren. Inmiddels ben ik er aan gewend dat ik mijn leven op een bepaalde manier moet inrichten. Dat ‘NAH’, Niet Aangeboren Hersenletsel, is er nog steeds, het is alleen niet zichtbaar. Maar ik merk met het ouder worden -ik werd onlangs 64- dat het me meer parten gaat spelen.

Onze auto hebben we niet laten repareren, die is daar te oud voor. Mijn hersenen kunnen niet gerepareerd worden en daar zal ik mee moeten leven. Bernard schreef erover in ons kerkblad. Maar net zoals ieder ander mens met een beperking hoop ik van harte dat mensen me nog steeds voor vol aanzien.