maandag 26 december 2016

Voerbak

Jezus lag in een voerbak, dus is Kerstfeest een feest van eten.” Ik grinnikte toen ik deze uitleg hoorde maar met twee Kerstdagen bijna achter ons denk ik: Toch jammer dat ‘lekker eten’ het enige is dat veel mensen met Kerst associëren.

“Ik was om acht uur ‘s ochtends bij de winkels, de dag voor Kerst, en zag overal vrouwen met een blik van paniek rondlopen: bang dat de etenswaren van hun lijstje uitverkocht waren. Maar ik doe niet moeilijk met Kerst hoor, ik maak een grote pan soep en een salade.” Tijdens de kerstnachtdienst zat deze moedige vrouw naast me, moedig omdat zij doet wat vele anderen niet durven: “want stel je voor dat je eropaan gekeken wordt dat je zo weinig in huis hebt met Kerst.” Daar komt bij dat voor veel mannen “de liefde door de maag gaat”, en voilà: de stress van (de dagen voor) Kerst.

Jezus lag in een voerbak voor schapen: als ‘dus gaan we lekker eten’ niet de boodschap is, wat is die dan wel? Er was geen plaats voor hem in de herberg, geen plaats in de wereld, hij werd aan een kruis geslagen. Hij kwam bij zijn eigen mensen, maar die wilden hem niet accepteren. Zo lees ik het in de bijbel, zo hoorde ik het ook deze Kerst weer in de kerk. “Hoort een Koningskind in een voerbak voor schapen?”, vroeg Bernard aan de kinderen op eerste Kerstdag. “Neeee!”, riepen ze allemaal.

Maar wat als dat Koningskind er nu zelf voor kóós om in een voerbak, tussen de schapen, herders en hun familie geboren te worden? Om te laten zien: Voor Mij zijn alle mensen gelijk, Ik kijk niet neer op mensen “die niets in huis hebben”, want juist zij zullen Mij(zelf) met open armen ontvangen!


maandag 19 december 2016

Marskramer

“Een marskramer is een verkoper van kleine artikelen, die hij in een rugkorf of mars vervoert en waarmee hij platteland en steden afreist om zijn waar op markten en kermissen van huis tot huis te verkopen.” 

Het duurde even voor ik dit op Wikipedia gevonden had, want “Marskramer” is tegenwoordig alleen bekend als ‘die winkel die een beetje op Blokker lijkt maar toch ook anders is’. In de Westereen is zo’n winkel. Nu al 26 jaar. Ik mag sinds een half jaar meegenieten. “Maar volgend jaar sluiten er 17 van onze filialen”, vertelde de verkoopster mij vanmiddag: “Wij doen het gelukkig goed maar op andere plekken heeft ‘de Marskramer’ te lijden onder het internet.” Eerst verdween de rondreizende marskramer van het toneel, nu de Marskramer als winkel.

Niet alleen de Marskramer, overal sluiten winkels. In Leusden staan drie winkelpanden naast elkaar leeg. “Dat noodt niet uit tot winkelen”, vertelde een vriendin me door de telefoon. “Hier valt dat wel mee”, zei ik. Maar ook hier zijn sommige winkels verdwenen en is het voor de middenstand moeilijk om klanten aan zich te binden. Het is zoveel makkelijker om dingen online te bestellen en je hoeft lekker de deur niet meer uit. Ik herken dat uiteraard. Maar is het zo erg om even de deur uit te gaan voor een boodschapje? Ik ontmoette vanmiddag drie bekenden in de winkels. En het deed me goed om even bij te praten. 

Want mens is meer dan een machine die er genoeg aan heeft om zich door een andere machine (computer) te laten bedienen. Een mens is een sociaal wezen dat behoefte heeft aan andere mensen. De marskramers van vroeger gingen uitgebreid in gesprek met hun klanten. En (Marskramer)-winkels zijn plekken bij uitstek om andere mensen te ontmoeten.
 

maandag 12 december 2016

Donkere dagen voor Kerst

In de Westereen houden ze daar niet van want je vindt hier vrijwel geen huis zonder Kerstverlichting, in wat voor vorm dan ook. Kerstbomen, kaarsen, verlichte rendieren, sommigen met hele (verlichte) sleeën achter zich…Zowel in de huizen als buiten in de tuinen, in de winkels, bij de kerken, overal word je bij Kerst bepaald. Het is nog twee weken voor de Kerstnacht, maar de Kerstzangdiensten zijn al volop aan de gang. En op de één of andere manier doet mij dat dit jaar minder dan ooit…

Ik ben nooit een liefhebber van Kerst geweest. Vroeger was het de drukste tijd voor mijn vader, die ook predikant was. Misschien heeft het daar mee te maken. Bovendien valt Kerst in Nederland altijd in de winter en van winterse kou word ik niet blij. Ik ben waarschijnlijk de enige Nederlander die niet op de Elfstedentocht zit te wachten want schaatsen kan ik niet en bovendien krijg ik bij een beetje vorst al last van pijnlijke wintertenen. Kerst vieren in Kenia was fijn want eind december is het volop zomer daar…

Maar toen ik me afvroeg waarom mijn afkeer van Kerst dit jaar groter lijkt dan ooit, ging mij een licht op (J). Want ik bedacht me dat wij hier rond Kerst precies een half jaar wonen, en zes maanden wonen in een andere cultuur is cruciaal. Voor dat wij naar Afrika gingen leerde ik deze drie woorden: ”Honeymoon- crisis- recovery”: Wittebroodsweken- crisis- herstel. De eerste drie maanden ergens anders zijn altijd alleen maar mooi, aan het einde van de volgende drie is het diepste punt bereikt en daarna komt de geleidelijke aanpassing. Ik zit dus precies op schema volgens de ‘cultuurschok-lijn’.  Vanaf januari, als de eerste zes maanden om zijn, zal het alleen maar bergopwaarts gaan!



maandag 5 december 2016

My home is my castle

Als je ’s avonds rondrijdt in de Westereen moet je voortdurend langs allerlei geparkeerde busjes heenrijden: “Van der Kamp, Interieurbouw”,” Veenstra, Glas en Schilderwerk”, “Reitsma, Keukeninrichting”: zomaar een willekeurige greep uit het veelvoud aan busjes. Sinds een paar weken wonen we in ons eigen  huis, sinds een paar maanden kom ik bij Westereenders over de vloer en steeds weer sta ik versteld over de huizen hier. Veel huizen zijn groot, modern, vrijstaand en van alle gemakken voorzien. 

Nu is dat natuurlijk op ander plekken in Nederland ook zo, toch is het feit dat juist hier de huizen zo mooi en gerieflijk zijn bijzonder. Want honderd jaar geleden was de Westereen (en omgeving) één van de meest armetierige streken van Friesland. Grote gezinnen woonden in hele armoedige kleine hutjes die ze voor ‘een rijksdaalder per jaar’ mochten huren. Veel huishoudens moesten van een rijksdaalder per week rondkomen waarvan vaak ook nog het meeste op ging aan drank. In honderd jaar is er dus veel veranderd. Keimpe Sikkema was een schoolmeester aan wie het dorp veel te danken heeft, hij richtte met anderen ‘het dorpsbelang’ op en zorgde dat er een verharde weg naar de school kwam zodat de kinderen daar ook werkelijk naar toe kwamen. In 1931 verliet hij de Westereen, maar nog steeds laat hij zijn sporen na, dagelijks rijd ik over de ‘Keimpe Sikkemawei.’ 

Nu ik heb gelezen over deze man begrijp ik opeens meer van het dorp.Want ook al die busjes waar je ’s avonds om heen moet zijn in zekere zin vrucht van zijn werk. Hij hielp de destijds arme Westereenders om een beter leven op te bouwen. Dat betere begon bij goede huizen. En juist wat huizenbouw en inrichting betreft is de Westereen toonaangevend in Friesland.



   

maandag 28 november 2016

Het voetbalveld

Voetballiefhebbers zien regelmatig "J o h a n n e s 3: 16" op een spandoek tussen de supporters verschijnen. Die tekst heeft niks met voetballen te maken: ”Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga maar eeuwig leven hebben”. Bij voetballen gaat het er soms hard aan toe, maar ‘verloren gaan’, gaat dat niet te ver? Om echt te begrijpen waar de tekst overgaat moet je het verband lezen: “Mozes zette in de woestijn een koperen slang hoog op een paal. Net zo moet de Mensenzoon een hoge plaats krijgen, eerst aan het kruis en daarna aan de hemel.” (Johannes 3:14 Bijbel in Gewone Taal) 

In de woestijn, op weg naar het beloofde land, was het volk Israël voortdurend aan het klagen. Zo veel en zo erg dat God giftige slangen stuurde waaraan velen stierven. Daarna kreeg Mozes van God de opdracht om een koperen slang hoog aan een paal vast te maken maken en iedere gebeten Israëliet die naar die slang keek bleef in leven. Op dezelfde manier moet een mens in deze wereld naar het kruis van Jezus Christus blijven kijken, want dat kruis maakt twee dingen duidelijk. Ten eerste dat ieder mens -net als het volk in de woestijn- straf verdient, straf voor zijn continue ongehoorzaamheid aan God. Ten tweede dat die straf al afbetaald is door de Zoon van God zelf.

In de Westereen staat op één van de kerken een kruis zo hoog dat je er overal in het dorp naar kunt kijken. Dat viel me op een donkere winteravond op toen ik -vanaf ons nieuwe huis - de weg naar de kerk even kwijt was. “Ik fiets gewoon richting dat -verlichte- kruis”, bedacht ik me. En het kwam goed!


maandag 21 november 2016

De kapper

“Voel je je al thuis hier?”, al na twee weken kreeg ik deze vraag. De eerste weken gaf ik als antwoord: ”Het begint een beetje te komen.” Maar met elke week die verstreek werd het beter met het thuisgevoel. Nu, na 4 maanden, wonen we in ons eigen huis en voelt het helemaal goed. Toch gebeurde er ergens in de afgelopen maanden iets waarna ik dacht: ”En nu kan ik Leusden voorgoed achter me laten en is de Westereen mijn nieuwe thuis.” Op dat moment woonden we nog in ons tijdelijke huis en moesten we nog heel vaak terug naar Leusden omdat ons oude huis nog niet verkocht was.

Hoewel er dus alle reden was om me nog steeds heel erg niet gesetteld te voelen ontstond dat heerlijke thuisgevoel op het moment dat ik in de kappersstoel van een nieuwe kapster zat, in de spiegel keek en dacht: ”Dit wordt goed!” “Als je haar maar goed zit”: welke vrouw beaamt dit niet? In Leusden had ik 6 jaar een vaste kapster die helemaal naar mijn zin was. Zij wist precies op welke plek ze veel en op welke plek ze weinig moest knippen. Om me aan een nieuwe kapper toe te vertrouwen was echt ‘een dingetje’ voor me. Maar ik wist dat het vroeg of laat zou moeten komen. Toen onder de handen van de Westereense kapster mijn haar precies zo werd als ik het wilde dacht ik:”Nu ben ik thuis!”

Naar de kapper gaan lijkt eigenlijk een beetje op naar de kerk gaan: zowel de kerk als de kapper helpen een mens met dat wat hij voor zichzelf niet kan doen. De kapper draagt zorg voor het uiterlijk, de kerk voor het innerlijk!

maandag 14 november 2016

Te koop

In maart van dit jaar gingen wij naar de makelaar om ons huis in Leusden als ‘te koop’ te boek te doen. “Jullie straat is erg geliefd, ik verwacht niet dat het lang gaat duren.” Met deze bemoediging deden wij wat ons te doen stond: buitenkant beetje aantrekkelijk bijschilderen, binnenkant opruimen en schoonmaken en overbodige rommel naar de kringloop brengen. Een ‘echte’ fotograaf maakte foto’s waarop het allemaal zo mooi leek dat wij ons vertwijfeld afvroegen waarom we überhaupt wilden verhuizen. Alles kwam op Funda, de eerste ‘Open huizen dag’ diende zich aan en wij waren er helemaal klaar voor.

Die dag begon goed want al om vijf over elf – het officiële begin van de dag- diende het eerste echtpaar zich aan. Vol verwachting leidden we hen door de zes slaapkamers, namen afscheid en wachten op het vervolg. Dat kwam de maandag erna: een telefoontje van de makelaar: de vrouw van het stel was teleurgesteld in de buurt. “Jullie straat is erg in trek”, had de makelaar gezegd, niet bij deze vrouw dus. Vol goede moed ontvingen we aan het einde van die eerste dag de tweede bezoekers. Maar deze mensen vonden de keuken en de badkamer te gedateerd en dat ging dus ook niet door. Op dat moment hadden wij de moed nog niet verloren, maar acht maanden en meer dan twintig kijkers later, kijkers die allemaal geen kopers werden, zonk die ons wel in de schoenen. We woonden inmiddels in de Westereen en hadden daar ook een huis gekocht. Een dubbele hypotheek hing ons boven het hoofd….

En toen kwam er, op het allerlaatste moment, de uitkomst die we nodig hadden. Op zaterdag 12 november gingen we wonen in ons nieuwe huis en de dinsdag ervoor diende zich de koper van ons oude huis aan. Ons geloof werd beproefd, maar niet beschaamd! 

maandag 7 november 2016

Kookwekker

Wat hebben een kookwekker en een gebedskring met elkaar te maken? “Helemaal niks”, zou een paar jaar geleden mijn antwoord geweest zijn. Maar in december vorig jaar las ik een boek waar mij het verband duidelijk werd. Het was de biografie van Dietrich Bonhoeffer geschreven door Eric Metaxas. Ruim zeshonderd bladzijdes was ik geboeid. Met name het gedeelte over Bonhoeffer’s onderwijs aan beginnende predikanten raakte me.

“Mediteer een week lang elke dag een half uur over dezelfde Bijbeltekst”, was één van zijn aanwijzingen. “Doet dat al biddend, zonder de hulp van een commentaar en schrijf op wat in je gedachten komt.” Toen ik de biografie dichtklapte besloot ik dit zelf uit te proberen. En nu komt de kookwekker in het vizier: vanaf het begin heb ik daarbij een kookwekker op een half uur achter de deur gezet. Want ik wilde niet afgeleid worden door een tikkende klok en ook niet steeds op mijn horloge kijken. Het resultaat was verbluffend. Het begin een beetje moeilijk (een half uur is best lang), maar ik kreeg, dag na dag, de één na de andere onverwachte gedachte.

Toen ik in juli dit jaar gevraagd werd om de wekelijkse gebedskring van de gemeente te leiden kreeg ik het idee om die kookwekker ook daar te gebruiken. En nu bestaat ons wekelijkse uurtje niet alleen meer uit spreken maar ook uit simpelweg stil zijn voor het aangezicht van God, waarbij een kookwekker achter de deur ons bij de tijd houdt. Meestal zetten we die op tien minuten. Soms mediteren we over een Bijbeltekst, een andere keer zijn we alleen maar stil. Wanneer we dan achter de deur het gerinkel horen is dat het sein voor het echte bidden. Want sinds we die kookwekker gebruiken wordt er minder gekletst en meer gebeden!

maandag 31 oktober 2016

Hoger dan de blauwe luchten

Momenteel voelt ons leven als een complete chaos. Even in telegramstijl: we wonen tijdelijk in een verzekeringskantoor in de Westereen en zijn bezig met klussen in ons nieuwe huis. Dat klussen wisselen we af met ritjes naar Groningen om onze dochter te helpen met verven en verhuizen. Die ritjes worden weer afgewisseld met grotere treinritten naar Leusden, om mogelijke kopers van ons huis dáár te woord te staan.

Tussen al het gedoe mocht ik vorige week een middag op Nynke passen. “Een makkelijk middagje mama, want Nynke gaat ’s ochtends naar de peuterspeelzaal en ’s middags moet ze slapen.” Ik bedacht dat er dan waarschijnlijk ook een dutje op de bank voor mezelf in zat en pakte de sprinter naar Groningen, waar Nynke inderdaad al in haar bedje lag. “Ze praat wat en soms roept ze even, maar laat haar maar rustig liggen, ze valt wel in slaap.”

Dus vlijde ik me neer op de woonkamer bank. Nynkes bedje staat in een tot kamertje omgebouwde bedstee waarvan de deuren op een kiertje stonden. Ik hoorde haar brabbelen en zingen. Ze heeft al een heel repertoire. Deze middag bleek ‘Hoger dan de blauwe luchten’ haar favoriet. Verwonderd lag ik te luisteren. Ik wist niet dat ze dat lied ook al kende. Ze herhaalde en herhaalde de eerste regels: ”Hoger dan de blauwe luchten en de sterretjes van goud, de sterretjes van goud…woont de Vader in de hemel, de Vaaader in de hemel, …” En dan weer opnieuw. Wel tien minuten lang. Tien minuten waarin ik helemaal tot rust kwam vanbinnen.

Nynke kent het aardse gewoel nog niet waarin volwassenen soms ten ondergaan. Maar ze kent al een lied dat haar in de toekomst kan helpen. Vandaag hielp ze mij om de Vader in de hemel niet te vergeten! 

dinsdag 25 oktober 2016

"De Centrale As"

Een van de grote voordelen van het wonen hier is het mooie wegennet: wat mij betreft mag Friesland op numero 1 van de top-tien “Vervoersvriendelijke Provincies”. Toen wij eind jaren tachtig, begin jaren negentig in Noordoost Friesland woonden maakten we mee hoe er hard gewerkt werd aan een snelweg tussen Heerenveen en Leeuwarden. Wanneer wij in die tijd naar het westen van het land reden deden we daar met elke vordering aan de weg ietsje korter over. De afronding van dit grote project vond plaats in 1999 toen wij al lang en breed Friesland hadden verlaten.

Maar iets vergelijkbaars, op kleinere schaal, vond de afgelopen jaren plaats. Wij hadden daar in Leusden geen weet van maar zodra we hier weer rondreden zagen we overal borden langs de weg met “Hier wordt gewerkt aan de Centrale As”. Inmiddels weten we waar deze term voor staat en hebben we er al meerdere keren in volle vaart op gereden: een nieuwe snelweg tussen Nijega en Dokkum. “Snelweg” is eigenlijk een te banale term want het gaat hier om een artistiek project. In plaats van het landschap te ontsieren komt door ‘De Centrale As’ de schoonheid van het Friese Landschap uit als nooit tevoren.
Op de meesten andere plekken in Nederland worden wegen verbreed en tot snelweg gemaakt om de grote fileproblemen te lijf te gaan. In Friesland ligt dat anders: daar gelooft men dat de mooie steden en dorpen baat hebben bij verkeer dat eromheen wordt geleid. Dat was één van de uitgangspunten voor de aanleg van de Centrale As.

Op 7 oktober dit jaar, nota bene Bernards verjaardag, vond met veel muzikaal spektakel de opening plaats. Mooier cadeau kon hij zich niet indenken: een kwartier korter tussen Leusden en de Westereen over één van de mooiste wegen van Nederland. Verzekerd filevrij!

dinsdag 18 oktober 2016

Oppas(sen) oma!

Twee jaar is ze, onze kleindochter. De eerste schok van het oma worden is voorbij, net als de borstvoeding, het eerste lachje en het eerste stapje. Nynke loopt als een kievit en praat honderduit. En dat komt mooi uit voor mij want sinds een paar maanden wonen we dichter bij elkaar. Onlangs hadden we een halve dag samen, Nynke en ik. “Oppassen” heet zo’n morgen, Maar Nynke is geen kind dat op zich laat passen.

“Oma, buite toe, opa Klaas zien”. Ik begrijp wat ze bedoelt: de buurman, van de leeftijd van haar echte opa, is bezig met de herfst snoei. Ik had eigenlijk andere plannen maar met haar jasje achterstevoren en haar blauwe laarsjes aan de verkeerde voet staat ze voor me:”Buite toe, opa toe”. Soms moeten woorden bekrachtigd worden door daden. Ik bezwijk voor het kordate snoetje en doe mijn schort af. Even een frisse neus kan nooit kwaad. Dichterbij de snoeier blijkt het opa Klaas niet te zijn. Maar zo snel als Nynkes hersentjes dit geregistreerd hebben zo snel loopt ze hem voorbij. “Waar ga je heen Nynke?” Er komt geen antwoord en ik ken de weg niet goed dus rest mij niets anders dan in haar buurt blijven. “Ikku naar oma Anke toe”, met haar hoofdje naar achteren maakt ze mij haar plannetje bekend. Ik zie dat de bovendeur van het huis van de buren openstaat. Als ik nu als strenge oppasser ingrijp kunnen ze me daarbinnen horen. Terwijl ik aarzel verschijnt er iemand boven de onderdeur: ”Hallo Margriet! Kom je even een bakkie doen?” Nynke duwt met haar blauwe laarsje de onderdeur open en voor ik het weet zitten we als twee oma’s aan de keukentafel en is Nynke verdwenen naar de woonkamer waar het speelgoed ligt.

Wie past hier eigenlijk op wie?

dinsdag 11 oktober 2016

Een oprechte Fries

Ik was zeven jaar toen wij- mijn ouders, drie zusjes en ik – naar Nederland verhuisden.

Met twee kleine vlechtjes- strak naar achteren getrokken- stapte ik over de drempel van het nieuwe klaslokaal. De school was groot met hoge ramen en ik voelde me klein. “Dit is Margriet, het nieuwe meisje uit Friesland”. Vierentwintig paar ogen keken mij vol verwachting aan. “En nu mag je zelf iets vertellen”, de meester bleef naast me staan en verlegen keek ik naar beneden waar ik zag dat de tafeltjes waarachter de kinderen zaten helemaal vlak waren: het inhammetje voor de inktpot ontbrak. Op de school in Friesland had ik - begin jaren 60- met inkt en kroontjespen leren schrijven: “Ik sjugge dat jim jir met een echte ballpoint skrieuwe majje, dat is wol hiel mooi jer!” Het kwam er enthousiast uit, want ik verheugde me daar nu al op, schrijven met een echte balpen.

Maar vierentwintig paar wenkbrauwen fronsten zich en keken van mij naar de meester. Die fluisterde: ”Je moet Nederlands spreken”. Ik voelde het bloed naar mijn voorhoofd stijgen. Met een schok realiseerde ik me dat op deze school geen Fries werd gesproken.  En Fries was voor mij juist de taal van school geweest, van vriendinnetjes, schoolplein, spelen… Nederlands was de taal van thuis, van mijn vader en moeder en van de kerk waar mijn vader dominee was. Van jongs af aan twee gescheiden werelden, maar beide even mooi en fijn.  De verhuizing van Sexbierum naar Nunspeet betekende een voorgoed afscheid van die ene wereld…

Maar nu ben ik, na vele jaren, uit Nederland terug verhuisd naar Friesland en dat is voor mij thuiskomen in die vertrouwde wereld van vroeger. In de Westereen kunnen mensen mij geen groter plezier doen dan zeggen: “O, kinne wy wol frysk mei jo prate?!”


dinsdag 4 oktober 2016

Moddergat

De Westereen mag met haar ruim 5000 inwoners in de ogen van een westerling een klein dorp lijken, hier in de regio heb je nog veel kleinere zoals het aan de kust gelegen Moddergat: 250 inwoners. De voorzitster van de protestante vrouwenvereniging van “Paesens en Moddergat” (de dorpen doen kerkelijk samen) vroeg iemand uit ‘onze ’gemeente om een avondje bij hen te leiden, en ik ging mee omdat het onderwerp (natuurfotografie) mijn interesse heeft en uit nieuwsgierigheid. Hoeveel vrouwen zouden er verschijnen in zo’n klein dorp, met een nog kleinere protestantse gemeente? “U bent zeker wel blij dat u in de Westereen woont?”, ik nam plaats naast een spraakzame charmante zeventigster (dat vertelde ze me) die zestig oogde. Ze voegde er nog aan toe: ”Met al die leuke winkels daar, wij hebben hier in Moddergat geen enkele winkel meer, dat was vroeger wel anders.” Mijn wenkbrauwen gingen omhoog want Moddergat is in mijn ogen een dorp waar zich nog nooit een winkelier vestigde.

Dat ontging haar niet en ongevraagd ging ze verder: “We hadden vroeger twee slagers, twee bakkers en een groenteboer”. “Zoveel?”, ik kon mijn oren niet geloven. “Ja, en wij vrouwen vonden dat heerlijk, want onze mannen waren de hele week op zee, die voeren maandag vanaf Lauwersoog uit en dan hadden we alleen elkaar, onze kinderen en de winkels. Daar ontmoetten we- en bespraken we de laatste nieuwtjes. Als we nu boodschappen nodig hebben rijden we allemaal in onze eigen auto naar Dokkum. We zien elkaar amper nu, laat staan dat we nieuwtjes uitwisselen. Opeens begreep ik waarom er maar liefst twintig vrouwen in dat zaaltje zaten: de winkels zijn uit Moddergat verdwenen, maar de kerk leeft er nog en betere plek om samen te komen is er niet.  

dinsdag 27 september 2016

Tsjerke

“Ik gean net mear nei tsjerke”, (Ik ga niet meer naar de kerk): hoe vaak heb ik dat zinnetje nu gehoord? Ruim twee maanden ben ik predikantsvrouw in de Westereen, gelegen langs de spoorlijn tussen Leeuwarden en Groningen. Die nieuwe rol bevalt me goed, niet alleen omdat je als vrouw van de dominee bij veel mensen zomaar binnen komt maar ook omdat de bevolking van de Westereen qua spraakzaamheid ver boven het gemiddelde in Nederland uitsteekt. Nadat ik verzoend was met het besef nergens meer anoniem te kunnen verschijnen bleek deze bekendheid grote voordelen te hebben. Als ik niet met een predikant getrouwd zou zijn was ik graag journalist geworden en nu woon ik in een dorp waar iedereen van mij schijnt te verwachten dat ik vragen stel als: ”Hoe lang woon je al in de Westereen? Hoeveel kinderen heb je? Wat voor werk doe je?”

Al na korte tijd heb ik bladzijden vol aantekeningen, met namen en leeftijden en adressen en banen en kinderen en echtscheidingen en doden. Eén zinnetje blijkt standaard: “Ik gean net mear nei tsjerke”. Als iemand me in de kerk gezien heeft is dat vaak aanknopingspunt voor een gesprek, maar als iemand me niet kent en ik me in mijn nieuwe rol bekend maak dan komt vaak dat bewuste zinnetje. Nooit is het: ”Ik ben niet gelovig”, of: ”Ik ga niet naar de kerk”. Altijd: ”Ik ga niet méér naar de kerk…” Heel vaak eindigt dan het gesprek en noteer ik van binnen: ”Iemand die niet per se belangrijk is om te onthouden, zal ik niet zomaar weer zien”. Maar “niet méér” betekent: ”ooit wél”. Voor een beroeps-journalist is dit zinnetje niet het einde maar juist aanleiding voor een echt gesprek! En de meest voor de hand liggende vraag is dan uiteraard: ”Waarom niet meer?”   

dinsdag 20 september 2016

Het heeft tijd nodig...

“Tweehonderd euro is het totale bedrag dat u vandaag kunt pinnen”, het scherm van de pinautomaat weigerde te voldoen aan mijn verzoek om tweehonderdvijftig. Zou het aan mijn nieuwe RABO-bank pasje liggen? Nog maar een keer proberen, misschien had ik iets over het hoofd gezien.
“Kinne jo gjin jild krije?”, de vrouwenstem hield gelukkig de vereiste afstand want ik was niet in de stemming om haar vraag te beantwoorden. In Leusden had ik volkomen anoniem met mijn karretje door Albert Heijn kunnen schuifelen. Hier kreeg ik op de meest onverwachte momenten een schouderklopje. Gisteren nog: met een stralend gezicht had een bejaarde man me midden in de supermarkt aangesproken met: ”Ha, u kent mij niet, maar ik u wel!” Iedereen in het dorp wist inmiddels wie ik was, voor mij zou het veel langer duren om gezichten te onderscheiden en namen te kennen.

“Het heeft tijd nodig hoor”, dezelfde vrouwenstem ging over in het Nederlands. Had ze aangevoeld dat ik moe was van alle veranderingen? Ze keek naar me op met ogen die een praatje verwachten. “Nou, ik geniet er best van om hier te wonen hoor”, ik hoopte dat dit joviaal genoeg klonk.
Maar zij fronste haar wenkbrauwen: “Ik bedoel eigenlijk dat wij als Westereenders tijd nodig hebben. Het is een grote overgang voor ons, de vorige dominee was zo heel anders en die heeft hier elf jaar gewoond. Maar ik zeg tegen iedereen: ”We moeten deze mensen ook een kans geven, over een half jaar zijn we waarschijnlijk wel gewend.”