“Ik gean net
mear nei tsjerke”, (Ik ga niet meer naar de kerk): hoe vaak heb ik dat zinnetje nu
gehoord? Ruim twee maanden ben ik predikantsvrouw in de Westereen, gelegen
langs de spoorlijn tussen Leeuwarden en Groningen. Die nieuwe rol bevalt me
goed, niet alleen omdat je als vrouw van de dominee bij veel mensen zomaar
binnen komt maar ook omdat de bevolking van de Westereen qua spraakzaamheid ver
boven het gemiddelde in Nederland uitsteekt. Nadat ik verzoend was met het
besef nergens meer anoniem te kunnen verschijnen bleek deze bekendheid grote
voordelen te hebben. Als ik niet met een predikant getrouwd zou zijn was ik
graag journalist geworden en nu woon ik in een dorp waar iedereen van mij
schijnt te verwachten dat ik vragen stel als: ”Hoe lang woon je al in de
Westereen? Hoeveel kinderen heb je? Wat voor werk doe je?”
Al na korte tijd heb ik
bladzijden vol aantekeningen, met namen en leeftijden en adressen en banen en
kinderen en echtscheidingen en doden. Eén zinnetje blijkt standaard: “Ik gean
net mear nei tsjerke”. Als iemand me in de kerk gezien heeft is dat vaak
aanknopingspunt voor een gesprek, maar als iemand me niet kent en ik me in mijn
nieuwe rol bekend maak dan komt vaak dat bewuste zinnetje. Nooit is het: ”Ik
ben niet gelovig”, of: ”Ik ga niet naar de kerk”. Altijd: ”Ik ga niet méér naar
de kerk…” Heel vaak eindigt dan het
gesprek en noteer ik van binnen: ”Iemand die niet per se belangrijk is om te
onthouden, zal ik niet zomaar weer zien”. Maar “niet méér” betekent: ”ooit
wél”. Voor een beroeps-journalist is dit zinnetje niet het einde maar juist
aanleiding voor een echt gesprek! En de meest voor de hand liggende vraag is
dan uiteraard: ”Waarom niet meer?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten