maandag 26 oktober 2020

Angsthaas

 

‘Google maps’, gebed en een goede mountainbiker waren mijn redding.

Dat zit zo: na gisteren een halve dag in de auto gezeten te hebben bedacht ik vanmorgen dat een stevige wandeling in het bos me goed zou doen. Per slot van rekening wonen we nu al bijna twee maanden in de bossen tussen Amerongen en Leersum. Die bossen waren ooit in het bezit van rijke landeigenaars. Wat daar nog van rest zijn de bordjes bij de ingangen: ‘Landgoed het Hek’ en ‘Landgoed de Laan’. Weinig spannende  namen waarachter een sprookjesachtig bos ligt. Ik genoot van de wandeling in mijn eentje en voelde me een brave staatsburger met dit ‘Corona-proof’ gedrag. Aan het begin van de lockdown liep ik ook vaak in ‘de Mieden’, het moerasachtige gebied rond de Westereen. Misschien minder sprookjesachtig, niet minder mooi.

Maar na een uur sloeg mijn wandeling-stemming om want opeens kreeg ik de onplezierige gedachte: Wat als ik nu iemand met verkeerde bedoelingen tegen tegenkom? Was die Anne Faber ook niet ergens in de bossen van Utrecht vermoord? En toen ik in de verte een man zag lopen sloeg mijn hart een slag over. Hij liep ver voor me uit en zag mij niet maar ik hem wel en over het zonnige van het pad met eeuwenoude eiken in geeloranje herfstkleuren viel een donkere schaduw. Hoe zou ik hier zo snel mogelijk vandaan kunnen komen? Mijn mobiel had stroom nodig en ik wist dat ik verdwaald was.

“Opzij!”, hoorde ik toen vlak achter me.  Ik draaide me om zag een mountainbiker in volle vaart op me affietsen. Die wil me in elk geval geen kwaad  doen bedacht ik in een flits. Met een lef dat mezelf verbaasde vroeg ik hem om hulp en binnen een half uur was ik veilig en wel in ons huisje.

maandag 19 oktober 2020

De tijd

‘Wanneer was ik hier eigenlijk voor het laatst papa gisteren of eergisteren?’ Mijn moeder en ik waren op bezoek bij mijn vader in het verzorgingshuis. Hij heeft het daar best naar zijn zin, de sfeer is er goed en hij mist thuis niet echt. Maar deze vraag bleek moeilijk. Hij keek mijn moeder vragend aan, maar die verklapte niks. ‘Uh, ik denk eergisteren’ mompelde hij voorzichtig naar mij toe maar uit de klank van zijn stem maakte ik op dat hij niet zeker was van zijn zaak.

Ik was er twee weken geleden voor het laatst; hij zat er dus ver naast. Ik wist dat hij het zich niet meer herinnerde, want zijn kortetermijngeheugen is helemaal weg. En ik vroeg het niet om hem te plagen maar om mijn moeder te laten zien hoe dat werkt bij iemand met beginnende dementie: we kunnen nog overal over praten met hem, maar hij is na een half uur vergeten waar het gesprek over ging en zijn besef van tijd is helemaal weg. Op de één of andere manier vind ik dat verfrissend. Want in de huidige maatschappij zijn veel mensen verslaafd aan de tijd die ze -netjes opgedeeld in hun agenda- met zich meedragen: Als je een afspraak wilt maken dan bepaalt de agenda of dat wel of niet kan. Veel agenda’s zijn zo volgepland dat mensen geen tijd voor iets spontaans kunnen maken. ‘Ik heb er geen tijd voor’, is een uitdrukking waar ik altijd kriebelig van wordt. Want tijd is niet iets wat je hebt: tijd krijg je, elke dag opnieuw, om er iets goeds mee te doen: ‘Leer ons zo onze dagen tellen dat wij een wijs hart krijgen’ (Psalm 90:12)

Besef van tijd is mijn vader verloren, een wijs hart heeft hij gelukkig nog steeds.

maandag 12 oktober 2020

'Doing the stuff'

 

‘And when are we going to do the stuff?’ Dit zinnetje draag ik al jaren met me mee. Het is een beroemd citaat van John Wimber die in Amerika al vanaf zijn 15e bekend was als jazzmuzikant en op zijn 29e tot geloof kwam. Hij groeide dus niet op met kerk en kerkgang. De eerste kerkdienst die hij meemaakte was verbijsterend. In zijn eigen woorden: ’Ik was de bijbel gaan lezen en van Jezus gaan houden, speciaal van al die dingen die Hij deed: verbluffend! Al die broden en vissen voor de mensen, die verlamde die weer kon lopen, Lazarus die zomaar uit dat graf opstond terwijl hij al vier dagen dood was. Ik vond het geweldig en kon niet wachten om mee te gaan doen in het Koninkrijk van God. Groot was dan ook de teleurstelling toen er in de kerkdienst helemaal niks gebeurde. Er werd gezongen, er werd voorgelezen uit de bijbel, er werd gebeden, we kregen de zegen mee en toen liep iedereen de kerk uit. Ik rende naar de dominee en vroeg hem: ‘And when are we going to do the stuff?’ De dominee begreep me niet. En ik besefte opeens dat kerkdiensten niet bedoeld zijn ‘to do the stuff’.

Jaren geleden hoorde ik al deze dingen op een conferentie van John Wimber. Ik ben ze nooit vergeten. En nu, midden in de Coronapandemie komen ze  vaak in me op. Want kerkdiensten zijn nog nauwelijks mogelijk, ‘doing the stuff’ wel. Moeten wij dan ook doden gaan opwekken, verlamden laten lopen, duizenden mensen te eten geven? Ja en nee. Nee: zo groots als Jezus het zelf deed zal het bij ons niet worden. Ja: mensen in nood zijn er overal, dat begint dicht bij huis. ‘Doing the stuff’ betekent: Ga dienen waar nood is!

maandag 5 oktober 2020

Ongemak

 

‘De avond is ongemak’ is de titel van een boek dat binnen twee jaar niet alleen talloze drukken maar ook meerdere prijzen in de wacht sleepte tot en met de ‘International Booker Prize’ toe. Dat is opmerkelijk, want de schrijfster, Marieke Lucas Rijneveld is nog maar negentwintig. Vijf jaar deed ze over het boek waar ze in de huid van Jas, een tienjarig meisje uit een boerengezin, probeerde te kruipen. In het leven van Jas is het twee jaar één en al ongemak na die bewuste Kerstavond waar haar oudste broer Mathies in ijskoud water verdrinkt.

Een gruwelijk uitgangspunt voor een roman. Hoe verwerk je als tienjarig meisje zoiets? Hoe verwerk je als ouders zoiets? Marieke heeft het drama nog indringender gemaakt door het te laten afspelen in een gereformeerd gezin dat lijkt op de gezinnen die Jan Wolkers en Maarten t ’Hart beschrijven: waar geloofd wordt in een strenge, straffende God. De dood van de oudste zoon wordt door de ouders van Jas gezien als de straf van God (die immers in het Oude Testament alle oudst geborenen van Egypte liet sterven). Zij menen ook te weten wat de zonde is waarvoor ze zwaar gestraft moeten worden: een abortus die ze ooit lieten plegen. Maar over alles wordt gezwegen. En Jas gaat op zoek: naar die God van het Oude Testament en naar haar eigen seksualiteit.  

Ik las het boek en voelde me steeds ongemakkelijker: de titel is briljant gekozen. Maar ook steeds verdrietiger: het is dus mogelijk om wereldbekend te worden met een boek waarin beschreven wordt hoe religie mensen niet opbeurt maar juist nog verder in de afgrond duwt. Eén van meest intrigerende uitspraken van Jezus Christus is: ‘Ik ben gekomen om mensen het leven te geven: in al zijn volheid’. (Johannes 10:10)

Geen dood dus, maar leven.