Eerst
op de fiets naar het station. Dat is niet moeilijk. Fiets gestald, ingecheckt
en wachten maar. In het overdekte hokje zitten een paar jongens te lachen en te
roken, dus ik blijf buiten staan. Het miezert een beetje.
‘PTHU’
lees ik op de zwarte rugzak van een dame in het zwart die naast me staat. Ik
herken het logo en denk: die werkt vast op de Theologische Universiteit in
Groningen. Zal ik het haar vragen? Maar dan komt er een gesprek en ik weet niet
of ik dat wil. Ik ben zenuwachtig.
‘Werkt
u in Groningen aan de theologische universiteit?”, het is eruit voor ik er erg
in heb. Ik ben en blijf een spreker, ook al ga ik naar een schrijvers les. De
vrouw heeft een fijn besneden gezichtje, vriendelijke ogen en roze lippenstift.
Ze begint te stralen. Gelukkig. “Nog nooit heeft er iemand op het logo op mijn
rugzak gereageerd, maar het klopt: ik was docent aan de theologische universiteit”. “Was?”, vraag ik
nieuwsgierig als ik ben. “Ja, want ik ben 72 en dan zijn de meeste mensen echt
wel gestopt met werken”, lacht ze.
Ik
had haar jonger ingeschat, spreek dat vervolgens uit waardoor de glimlach op
dat smalle gezichtje nog groter wordt. De trein naar Leeuwarden komt er aan.
Zij zegt dat ze op weg is naar het Fries museum in Leeuwarden, naar een
tentoonstelling die haar interesse heeft. In de twintig minuten van de
Westereen naar Leeuwarden leren we elkaar een beetje kennen en blijken we
allerlei gezamenlijke kennissen te hebben. Als ze uitstapt zeg ik: ’Ik kan wel
tot het Fries museum met je meelopen want ik moet ook die kant op.” Wat ik op
vrijdagmiddag ga doen in de gevangenis, omgebouwd tot een bibliotheek, vertel
ik niet. Dat durf ik niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten