“Een
bezoek aan Israël voelde voor mij als thuiskomen”, vertelde iemand mij voordat
we op het vliegtuig naar Tel Aviv stapten. Ik was benieuwd of het voor mij ook
zo zou zijn. Het bleek heel anders uit te pakken.
Eenmaal geland duurde het uren
voor we door de douane waren. Langzaam kroop de rij vooruit, om ons heen
toeristen van over de hele wereld, hoorbaar aan veel verschillende talen. Daar
tussen oude en jonge mannen in zwarte pakken met zwarte hoeden. Voor iemand uit
bevindelijke kringen in Nederland misschien vertrouwd, voor mij eerder
vervreemdend. Ik had nog nooit ‘sidelocks’ gezien en vroeg me af hoe lang het
zou duren voordat zoiets aangegroeid is. De weg van Tel Aviv naar Jeruzalem is
een prachtige snelweg, we zoefden door het landschap dat mij als een mengeling
tussen Egypte en Kenia voorkwam. We zagen op de borden namen van steden en
dorpen die ook in de bijbel te vinden zijn, maar moet je dat ‘thuiskomen’
noemen? De Via Dolorosa -de lijdensweg van Jezus dwars door Jeruzalem- bleek
een straatje van drie meter breed met aan weerskanten alleen maar
souvenirwinkeltjes. En bij de Klaagmuur werd ik hard achteruit geduwd omdat mijn
schouders niet bedekt waren: ”Dit is heilige grond!” Alleen met een zwart
kapmanteltje mocht ik verder lopen.
In Galilea, waar wij vlak bij het meer op
een huis moesten passen, veranderde er iets. Er lag een boek met Psalmen
opengeslagen bij Psalm 119 en mijn oog viel op vers 134:”Maak mij vrij van het dwingen der mensen opdat ik uw opdrachten nakom.”
Door die regels was er opeens zoiets als thuiskomen. Want ‘Psalmversjes’ moest
ik al op de lagere school uit het hoofd leren. Spontaan welde een gebed in me
op: ”Dank U Vader dat ook ik -als niet-Jood- uw woord mag kennen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten