“Op
zij, op zij, op zij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, we hebben
ongelofelijke haast”: geen lied verwoordt beter het karakter van een
Nederlander dan dit. Want die heeft altijd haast. Ik ging dat beseffen in Kenia:
daar houden mensen van een praatje , altijd, op de meest ongelegen
momenten, niet kort, maar lang. Wanneer ik soms een paar keer per dag Bernards
secretaresse opbelde moest elke keer de hele riedel
doorlopen worden: ”Hallo Margriet! How are you?” Hoe het met me ging had ik
haar een paar uur eerder al verteld, maar er mocht iets tussen gekomen zijn. Als
ik dan zei:” Ik heb nu even haast, dus ik stel je alleen een paar vragen”, werd
dat als ongelofelijk bot ervaren. Een echte Nederlander gaat recht op zijn doel
af, weet wat ie wil en probeert dat zo snel mogelijk in orde te krijgen.
Nu is
er één plek waar dat -ook in Nederland- nooit lukken zal en dat is het
ziekenhuis. “Het duurt nog minstens een half uur voor je aan de beurt bent,
maar reken maar op drie kwartier,” een niet gehaaste dame onderbrak even haar
tijdschrift toen ik aanschoof in de wachtkamer van de oogkliniek in Dokkum. Een
paar anderen keken ook op en knikten mij bevestigend toe. “Minstens drie
kwartier?”, vroeg ik aan iedereen tegelijk. “O ja, bij dokter zo en zo wel ruim
een uur”, verzuchtte een oudere man. “Nou, dat komt dan heel mooi uit”,
grijnsde ik hem toe: “want weet u, de accu van mijn e-bike is bijna leeg en die
heeft wel een uur nodig om weer op te laden”. Ik stopte de stekker van de accu
in het stopcontact, haalde een cappuccino uit de koffieautomaat en stevende op
het schap met tijdschriften af. Ik verheugde me op een uurtje mooie bladen lezen,
daar ben ik namelijk ongelofelijk dol op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten