De
caravan blijft een bron van schrijfinspiratie, want onlangs sprak ik iemand die
ons kende van voor ons caravantijdperk: “Dat had ik eigenlijk helemaal niet van
jullie verwacht, een caravan”, hij trok zijn neus erbij op: “zoiets decadents.”
De toon van zijn stem was dezelfde als die van de jongen-met-meerdere-snelle-
auto’s en de dame met-weerzin-tegen-caravans-in-het-algemeen. In de ogen van
sommigen is onze geliefde Kip dus niet meer dan een overbodige, decadente sleurhut. Decadent betekent: “In verval
geraakt door te ver doordrijven van verfijning waardoor de innerlijke kracht
verdwenen is”. Die kennis ging onverstoorbaar verder: ”Want zeg nu zelf, wat
blijft er nog over van het échte kamperen met al die luxe van een caravan?”
“Het
echte kamperen” deed mij terugdenken aan vakanties met mijn ouders en zussen in
Zweden in de jaren zeventig. Heel Zweden reden we rond in een Opel met een
zelfgemaakte kar met ophoging erachter. Een kar vol met benodigdheden voor het
‘echte kamperen’: tenten, tentstokken, haringen, luchtbedden en slaapzakken.
Mijn ouders waren van het vrije kamperen, dat was toen toegestaan in Zweden.
Dus zelfs een camping met toiletvoorzieningen was er niet bij voor ons. “Echt”
was het zeker, maar of ik er echt blij mee was is een hele andere zaak. Want ik
herinner me nog levendig de Zweedse regen die maar bleef tikken op het tentje
van mijn oudste zus en mij: ”Hoelang duurt dit nog?”, riepen we naar mijn vader
die in een andere tent een radiootje bij zich had om de weerberichten te
checken.
Met onze Kip gaan wij nooit heel ver, dus echt heel warme droge oorden
maken wij niet mee en menig Nederlands en Belgisch regenbuitje is al op het
dak gevallen. Maar bij elke regendruppel
denk ik opnieuw: Liever decadent in de Kip dan koukleumend in een tent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten