“Ik zeg tegen u: U bent mijn Heer, ik vind
mijn geluk alleen bij u”; In een gesprekskring bij ons thuis lezen we Psalm
16 in de bijbel in gewone taal. We zijn met zijn dertienen. Precies het getal
van Jezus met zijn twaalf discipelen. Vers voor vers mag iedereen uitspreken
wat hij (of zij) ervan vindt. “Wat een prachtige regel is dit”, zegt een jonge
-ongetrouwde- vrouw: “God wil je gelukkig maken, is dat niet geweldig?”, ze
kijkt stralend om zich heen. Een jonge man gaat eropin: “Nou, ik vind mijn
geluk niet alleen bij de Heer, ik vind het ook bij mijn vrouw en mijn kind”. Een
andere getrouwde man fluistert zijn vrouw naast hem toe: ”Ik ook!”
Dan ontstaat
er een discussie over de vraag in hoeverre een mens zijn geluk ook bij andere
dingen mag vinden dan bij de Heer alleen. “Ik houd heel erg van mijn werk, is
dat verkeerd?”, vraagt iemand. We komen er niet uit en halen er een andere
vertaling bij. “Ik heb geen goed buiten U”,
staat in het NBG. Opeens wordt begrijpelijker wat David bedoelt: Alleen (wat)
de Heer (hem geeft), bepaalt zijn geluk. David had -buiten de Heer om- een vrouw tot de zijne gemaakt en dat had (naast
geluk) veel ellende opgeleverd. Zou hij deze Psalm hierna geschreven hebben?
Toen
onze kinderen klein waren lazen we Psalm 16 eens na tafel. “Gij maakt mij het pad des levens bekend”,
is de laatste regel. ”Ik wil geen pad des levens, ik wil appelsap!”, reageerde
één van hen toen. Bernard en ik schoten in de lach en sindsdien is dit zinnetje
een gevleugeld woord in ons gezin. Maar hoe vaker ik het citeer, hoe meer ik
denk: Heel vaak betwijfel ook ik of de Heer wel weet wat mij gelukkig maakt. Om
diep te beseffen dat Hij dat echt wel weet neem ik me voor de komende weken
Psalm 16 elke dag een keer te lezen….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten