maandag 18 september 2017

Jaloers

Als dochter van een dominee kreeg ik de Tien Geboden uit Exodus 20 al van jongs af aan te horen. Ik hoor ze mijn vader nog uitspreken vanaf de hoge kansel in Nunspeet. Als hij aan het laatste gebod toewas dan sidderde ik vaak: ”Gij zult niet begeren, uws naasten huis, gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch.” Dat sidderen was niet omdat ik ‘mijns naasten huis’ begeerde, maar wel omdat ik heel jaloers was op de witte leren laarsjes van een meisje uit mijn klas. Ik droomde van die laarsjes en begeerde ze heel erg, maar ik maakte uit de stemverheffing van mijn vader op dat dat heel verkeerd was. Jaloersheid was een zonde waar ik vaak mee te kampen had en waar ik onder gebukt ging. 

Tot ik theologie ging studeren en voor mezelf in de bijbel ging lezen. Op een goede dag las ik in Jacobus: ”De geest die Hij (God) in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid.” (Jacobus 4:5, NBG) Nog nooit had ik dat gehoord, nog nooit had ik dat gelezen: begeerte en jaloersheid in één zin. Begeerte en jaloersheid als eigenschappen van God. Ik geloof dat ik die zin wel tien keer heb gelezen: dus God begeert óók, God is óók jaloers, Hij begeert mijn geest. Hij is jaloers als ik mijn geest met andere dingen vul dan met Hem zelf. Als ik alleen maar tv kijk en romans lees en geen tijd meer heb voor het lezen van de bijbel, zijn boek. God is jaloers op alles wat ik doe zonder Hem erbij te betrekken. Het nieuwe (kerkelijk) seizoen is begonnen, de startweek ligt achter ons en ook ik ben bezig met plannen maken. Maar ik probeer dat samen met God te doen want ik geloof dat Hij daar heel erg naar verlangt.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten