In
de elf jaar dat wij in Kenia woonden heb ik veel geleerd. Aangeleerd én
afgeleerd. Zo leerde ik dat een Keniaan als hij over ‘mijn broer’ spreekt meestal
niet zijn biologische broer bedoelt. “Oh, do you know so and so? Well, that’s
my brother.” Aanvankelijk dacht ik dat iedereen in Nairobi familie van elkaar was. Tot ik beseft dat ‘my brother’ ook kan slaan op iemand met wie je bevriend
bent. Of met wie je bevriend zou willen zijn. ‘My brother’ is voor een Keniaan
altijd iemand met wie hij zich graag identificeert. Dus heeft elke zichzelf
respecterende Keniaan honderden broers en zussen.
Een Keniaan denkt namelijk
altijd in termen van ‘wij’. ‘Wij’ dat ben ik en mijn broers en zussen. ‘Ik’
alleen stel niet zoveel voor. Voor mij -als rechtgeaarde Nederlandse vrouw- lastig
te begrijpen. Want als er één cultuur is waar het ‘ik’ belangrijk is dan is het
Nederland. In Nederland is het vanzelfsprekend dat ouders voor hun kinderen
zorgen. In Kenia hoor je als man-met-een-baan-en-dus-een-inkomen ook voor de
kinderen van je broer te zorgen. (Als die broer niet zelf het schoolgeld voor
zijn kinderen kan betalen .) Want een ‘ik’ bestaat niet in Kenia.
Een ‘ik’ hoort altijd bij een ‘wij’.
Ik ben blij, echt blij, dat ik dat een
beetje in Kenia mocht leren. Inmiddels is het al weer bijna tien jaar geleden
dat we Kenia en de ‘wij-cultuur’ verlieten en ben ik weer helemaal een ‘ik’
tussen 17 miljoen andere ikken. Toch zou ik beter moeten weten. Want niet
alleen Kenianen leerden mij over ‘wij’. Mijn eigen Here Jezus deed het al veel
eerder. In het gebed dat Hij aan zijn discipelen leerde gaat het namelijk niet
één keer over ‘mij’ en ‘ik’. Negen keer wordt daar gesproken over ‘ons’ en
‘wij’!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten