‘Wees dus
volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’. (Mattheüs 5:48)
‘Volmaaktheid’
is iets waar Nederlanders ambivalent tegenover staan, iets dat tegenstrijdige
gevoelens en meningen oproept. Aan de ene kant is ‘doe maar gewoon, dan doe je
al gek genoeg’ typisch Nederlands. Wij steken immers nooit ‘ons hoofd boven het maaiveld uit’. Maar aan de
andere kant wordt dit van sporters juist wel vereist: als het Nederlands Elftal
gewoon(tjes) presteert dan barst de kritiek los. Ook in Thialf ziet iedereen het liefst dat persoonlijke
records gebroken worden, dat schaats(t)ers naar het volmaakte streven. Irene
Wüst en Sven Kramer zijn al jaren dé schaats-idolen om die reden.
‘Wees
dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.’ Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat
ze volmaakt moeten zijn. Wat bedoelt hij? Is hij ook niet tegenstijdig? Want
ergens anders zegt hij toch dat een leerling nederig moet zijn: ’Wie
zichzelf verhoogt zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert zal verhoogd
worden.’ (Lucas 14:11) Iemand die naar volmaaktheid streeft wil toch steeds
hoger? Niet steeds lager? En hoe zit het eigenlijk met Jezus zelf? Streefde hij
naar volmaaktheid of was hij juist nederig? Wat bedoelt hij met ‘Wees volmaakt’?
Het verband waarin deze uitspraak staat brengt ook nu verheldering. Dat verband is de Bergrede: Jezus’ leefregels. Die regels gaan verder, hoger en dieper dan de Tien Geboden. Die regels draaien eigenlijk alleen maar om één ding: de liefde. Liefde tot God en liefde tot de naaste. Jezus vraagt van zijn leerlingen dat ze volmaakt zijn in de liefde. En een mens die daarnaar streeft beseft heel goed dat volmaaktheid in liefde soms vraagt om volmaaktheid in nederigheid. Echte liefde zoekt namelijk zichzelf niet maar is gericht op het belang van de ander. Soms betekent het belang van die ander zelf een stapje terugdoen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten