Bernard
en ik wonen nu vijf weken op de ‘Utrechtse Heuvelrug’ in een zomerhuisje dat
ooit ‘contractpension’ was. Utrechtse Heuvelrug is de term voor het heuvelige
landschap in een deel van Utrecht en Noord-Holland. Het bos achter ons huisje
grenst aan de hoogste heuvel die niet onderdoet voor heuvels in Zuid-Limburg: de
‘Amerongse berg’. In de twintigste eeuw werd deze streek daarom belangrijk voor
toerisme en begon het er te wemelen van hotels en pensions. Pensions en hotels
die na 1945 allemaal leegstonden en in verval raakten want er was geen geld en
geen tijd voor toerisme en vakantie.
Nederland
had na de oorlog wel te kampen met grote woningnood en een toestroom van de
eerste vluchtelingen: Indonesische Nederlanders die uit het van Nederland
onafhankelijke Indonesiƫ moesten vertrekken. Die leegstaande pensions en hotels
op de Utrechtse Heuvelrug bleken een prima huisvesting. De regering sloot
contracten met de pensionhouders af voor de vluchtelingen en zo leek het een
prachtige win-win situatie. Maar na vijf weken in zo’n huisje realiseer ik me
dat het voor die mensen uit Indonesiƫ helemaal geen win-win geweest moet zijn. Het
huisje is idyllisch aan de buitenkant maar zelfs voor twee personen piepklein vanbinnen.
Destijds was het steenkoud in de winter.
Over
drie weken gaan wij naar een ‘echt’ huis. Met meerdere verdiepingen; een
woonkamer en keuken, studeerkamer, drie slaapkamers, badkamer, garage,
tuinhuisje en tuin. Wat een luxe. Na twee maanden in de nauwe huisvesting van
het ‘contractpension’ zal het straks op een vakantie in een sjiek hotel lijken.
Een hotel waar we zelfs niet uit onze koffers hoeven te leven want het is
voorzien van kasten op elke verdieping.
Corona
levert ons allemaal veel beperkingen op, maar mensen die klein behuisd zijn
zijn het slechtste af, dat leer ik in elk geval in deze tijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten