Na
een week in de caravan brak de dag aan dat ik langer dan een kwartier naar
buiten kon. Want de lucht toonde niets onheilspellendst. ‘Ik ga even naar de
receptie onze koelelementen verwisselen’. Bernard bleef binnen. Vlak bij de
receptie viel mijn oog op iets dat eerder aan me voorbijgegaan was: het begin
van een smal wandelpad rechtstreeks het bos in. Dit was mijn kans. Mijn enige
want vandaag was onze laatste dag in Gaasterland. Van tevoren had ik me
ontzettend verheugd op de bossen. Welgeteld twee fietstochtjes hadden we
gemaakt. Vanuit de auto had al dat frisse ontluikende groen me toegefluisterd:
’Kom wandelen in dit paradijselijke oord’. Bernard zou me niet missen als ik
ietsje langer wegbleef. Het pad liep vlak langs de camping. De stacaravans waar
ik meerdere keren langs was gelopen waren nu van achteren te zien. En tussen de
caravans door ving je een glimp van de camping op. De rij stacaravans hield op,
het pad ging verder de Gaasterlander bossen in. Nog eventjes een klein eindje,
besloot ik. Lichtgroene varens, ritselende vogels, vakantiehuisjes nog net niet
helemaal verscholen tussen de kleine lenteblaadjes. Het kwartier werd een half
uur. Ik wilde dat ik uren door zou kunnen gaan. Maar dan zou Bernard me echt
missen. Dus toch maar een keertje afslaan zodat ik in elk geval niet verder van
de camping afdwaalde. In de verte zag ik de dijk langs het IJsselmeer.
Verdwalen is niet mogelijk hier. Ik passeerde meerdere campings met vaste
stacaravans en droomde van een eigen huisje in Gaasterland. En toen zag ik het:
een kleine Kip caravan met lichtbruine safari-achtige voortent op een groen
veldje midden in het bos. ‘Die mensen hebben het getroffen met hun plek’,
schoot door me heen.
‘Mooi gewandeld? ’, vroeg Bernard. ‘Wij boffen’, lachte
ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten