Ik
sta op, ga naar beneden om koffie (voor Bernard) en thee (voor mezelf) te maken
en trek de rolgordijnen naar boven. Iedereen is al naar het werk: op het
pleintje voor ons huis staat geen enkele auto. Wat er wel staat is de boom in
het midden met rondom een zitbank. (Waar ik overigens in drie jaar nog nooit
iemand op heb zien zitten.) Die boom is een hele gewone boom, niet een eik of een
kastanje. Bovenuit steekt zelfs een vreemde dode tak die altijd in het oog
valt. (Ook in drie jaar is die nog steeds niet weggehaald.) Die boom is ooit
veelbelovend daar neergezet, compleet met bankje er omheen, maar hij heeft de
belofte nooit kunnen waarmaken.
Alleen is het nu herfst en is die hele gewone
boom voor een paar dagen in een wonderboom veranderd: goudgeel van kleur, het
stralende middelpunt van ons pleintje. Gauw loop ik naar buiten om een foto te
maken en binnen tien minuten hebben op Facebook al meer dan tien mensen hun
waardering voor die boom uitgesproken. Dat heb je met bomen in de herfst.
Over
een paar dagen staat hij er weer maandenlang kaal en saai bij. Het enige wat
dan nog overblijft is hoop: op de lente, de zomer en de herfst. Hoop is iets
dat niet echt past bij deze tijd. Op iets dat we nog niet zien wachten we
hoogstens een dag, maar dan moet het toch echt zichtbaar zijn anders worden we
ongeduldig. Maar: ‘Hoop die gezien wordt is geen hoop want hoe zal men hopen
op dat wat men ziet? Maar als we hopen op dat wat we niet zien, verwachten we
het met volharding.’ (Romeinen 8)
Misschien heeft God daarom wel de winter bedacht: om mensen te laten oefenen in echte verwachting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten