‘Meester,
wat is het allerbelangrijkste gebod?’ In Jezus’ tijd op aarde werd dit aan hem
gevraagd en iedereen die een beetje thuis is in de bijbel weet het antwoord:
God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Al meer dan veertig jaar
heb ik daar mijn handen vol aan. Ik was twintig toen ik de keuze maakte om met
en voor Jezus te leven.
Maar soms verlang ik naar meer: dat wil zeggen naar meer
concrete aanwijzingen. Want zeg nou zelf: hoe doe je dat: God liefhebben boven
alles en je naaste als jezelf? Mijn meest nabije naaste is Bernard, elke dag
weer is het mijn opdracht om van hem net zoveel te houden als van mezelf. Ik
probeer dat te doen door me in hem te verplaatsen, door niet alleen van mijn
eigen gezichtspunt uit te gaan. Valt lang niet altijd mee, maar ik oefen
mijzelf. Maar God liefhebben boven Bernard en boven mezelf is een heel ander
verhaal. Hoe doe je dat? Wat vraagt God op dit moment van mij?
Vorig jaar werd
ik om deze tijd gevraagd om pastoraal werk te doen in de gemeente. Dat kwam
toen heel duidelijk op mijn pad. Maar nu? Ik weet het niet. Dus besluit ik om
elke dag een hoofdstuk uit ‘Handelingen (van de apostelen)’ te lezen. Om te
zien hoe die apostelen dat aanpakten. En meteen al in Handelingen 1 valt me
iets bijzonders op: het laatste wat Jezus, vlak voor zijn hemelvaart, aan zijn
leerlingen vraagt is om helemaal te niks te doen: ze moeten blijven wachten
‘op de belofte van de Vader’. Hoe zal iemand als Petrus, die graag de handen
uit de mouwen stak, dat gevonden hebben? Jezus gaat naar de hemel, en het enige
wat hij moet doen is wachten.
(Wordt
vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten