Ik
ben opgevoed door een moeder die niet van koken houdt. Ze is nu 87 jaar en
helemaal verrukt dat haar eten kant en klaar thuis wordt gebracht. Toen wij als
vijf dochters nog thuis waren kookte mijn vader altijd in de zomervakanties in
Frankrijk: ‘Om mama een beetje te ontlasten.’
Dus
mocht mama van geluk spreken dat haar twee oudste dochters al jong interesse
hadden in koken en kookboeken. ‘Wat vinden jullie ervan om samen dit jaar het
kerstdiner verzorgen?’, vroeg ze begin december aan ons. Ik was dertien jaar,
mijn zusje twaalf. Wij glunderden en gingen al plannen maken nog voor ze
uitgesproken was. We mochten alles zelf bedenken, kregen alleen een bepaald
bedrag. Dagen bladerden we in kookboeken, maakten we lijstjes en bezochten we
supermarkten. ‘We doen iets speciaals’, zei mijn zusje, ‘iets wat we nog nooit
eerder hebben gegeten.’
Om
vijf uur ’s middags op eerste Kerstdag deden we de keukendeur op slot, niemand
mocht ons op de vingers kijken. ‘Om zeven uur verwachten we jullie aan tafel’,
zeiden we met ons hoofd om de deur. Om zes uur hadden we het meeste snijwerk
verricht en kon het eigenlijke koken en bakken en braden beginnen. ‘Stooftijd twee
en half uur’, las ik in het hele speciale recept en ik schrok. Dit gerecht zou
pas om half negen klaar zijn. Ik stak mijn hoofd weer in de kamer en riep: ‘Het
wordt ietsje later dan zeven uur hoor.’ ‘Geen probleem’, zei mama. Zowel mijn
hoofd als dat van mijn zusje kwam nog drie keer vaker om die deur en de
beloofde tijd werd steeds later. Om tien uur was het zover en kwamen wij met
verhitte hoofden en plakkerige handen uit de keuken met het voorgerecht.
Onze kinderhersens waren nog niet volledig geprogrammeerd op vooruitdenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten