“Want wie tot God komt,
moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig
zoeken.”
Hebreeën 11:6
In
een vorige blogje heb ik “God-zoekers” vergeleken met ‘goudzoekers’. Nu zijn er
inderdaad overeenkomsten. Maar er is één groot verschil. Goud dat gevonden is
kun je vastpakken, smelten, zuiverder maken en omvormen tot iets wat jezelf graag
wilt. Dat kan allemaal niet met God, want God is Geest. Hij is onzichtbaar voor
het menselijk oog. En dat maakt het zoeken naar Hem moeilijker dan het zoeken
naar goud. Want wanneer weet je nu of je Hem echt gevonden hebt?
In het Oude
Testament geloofde Mozes dat Hij God echt gevonden had en dat God aan hem de
Tien Geboden zou geven op de berg Sinaï. Het volk Israël moest beneden bij de
berg op hem wachten. Maar dat duurde hen te lang. Toch verlangen zij naar de
aanwezigheid van God. En wat deden ze? Al het goud dat -in wat voor vorm dan
ook maar- voorhanden was werd verzameld, gesmolten en gevormd tot het beeld van
een Gouden Kalf. Een zichtbare God. Mozes was daar niet blij mee en bijna
verspeelde het volk daarna het recht op de Tien Geboden.
Ook vandaag vinden
mensen het moeilijk om met een onzichtbare God te leven. “Eerst zien, dan
geloven”, is de mening van velen. Ook dat zie je in de bijbel terug. Als Jezus
zich vertoont aan alle leerlingen minus Thomas gelooft deze hun getuigenis
niet. Jezus weet dat en verschijnt nog een keer, apart voor hem. En dan doet
Hij zijn beroemde uitspraak: ”Zalig zijn zij die niet gezien hebben en toch
geloven.” (Johannes 20:28) Want geloven in Jezus Christus, de levende Zoon van de
onzichtbare God, en doen wat Hij vraagt, geeft een mens het echte leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten