dinsdag 5 juni 2018

God beloont (3)


“Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.”                                           Hebreeën 11:6

Veertig jaar geleden werd ik christen en las ik deze tekst voor de eerste keer bewust. Ik weet nog heel goed dat het woord ‘beloner’ er uit sprong. Tot dat moment was God voor mij vooral de God van de regels, de geboden en de verboden die ik zo goed mogelijk moest houden. Door het woord ‘beloning’ werd het opeens veel aantrekkelijker om in God te geloven. “Je wordt er in elk geval altijd beter van, want God heeft zijn beloningen klaar liggen.” Zo dacht ik toen. Ik had zelf die beloningen ook al ingevuld. Ik zou ongetwijfeld af gaan studeren met een mooie lijst, die beloning had ik wel verdiend. En dan zou er inmiddels ook een aardige echtgenoot zijn verschenen. Natuurlijk hoorde een mooi huis om daar samen in te wonen ook bij het lijstje. Huisje, boompje, beestje en een goede gezondheid: ik ging er gewoon van uit dat God mij hiermee zou belonen, ik hield me immers strikt aan elk gebod en verbod?

Maar het liep allemaal heel anders. Die aardige echtgenoot liet meer dan tien jaar op zich wachten bijvoorbeeld. Eigenlijk had ik al opgegeven hem ooit te ontmoeten. Het was een bittere pil die ik had geslikt: ”Okay, Heer, ook als ik alleen moet blijven wil ik u nog steeds volgen.” Ik volgde Hem en kwam in Hantum als dorpsdominee terecht. Van ‘huisje, boompje, beestje’ was alleen het huis, een grote oude pastorie, werkelijkheid geworden. Toch was ik niet ongelukkig. In die oude pastorie was ik eenzaam, maar niet alleen. Elke keer als een preek weer gelukt was voelde ik het: als een onzichtbare Vriend is Jezus bij me. En ik realiseerde me dat juist dat de beloning was die Hij belooft aan ieder mens die ernstig naar God op zoek gaat: zijn voortdurende nabijheid!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten