‘Jezus
was vermoeid van de reis en bleef zo bij de bron zitten’ (Johannes 4:6).
Ik
ben net opgestaan, heb ontbeten, neem mijn dagelijkse Bijbellezing door en blijf
haken bij deze zin: ‘Hij bleef bij de bron zitten’. Jezus was soms te
moe om op te staan. De lezing gaat door met: ‘Zijn leerlingen waren naar de
stad gegaan om eten te kopen.’ Dus Jezus
had hen alleen laten gaan, hij ging niet mee. Opeens merk ik dat ikzelf
eigenlijk het liefste nog even in bed zou kruipen. ‘Jezus bleef bij de bron
zitten’. Waarom zou ik deze morgen niet aan mijn vermoeidheid toegeven en gewoon
nog even gaan liggen? Voor ik het weet ben ik al halverwege de trap naar boven.
Na
ruim een uur word ik wakker, uitgerust om aan de dag te beginnen. Eerst maar
verder lezen: ‘Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei
tot haar: ’Geef mij wat te drinken’. Jezus was dus niet alleen moe, hij had
ook dorst en hij vroeg aan die vrouw om zijn dorst te lessen. Met die vraag
begint het bekende ‘gesprek met de Samaritaanse vrouw’. Een gesprek waar door
de eeuwen heen eindeloos over getheologiseerd is. Maar voor dat dit goed en wel
op gang komt ben ik al door twee dingen
geraakt. Ten eerste dat Jezus hier aan zijn vermoeidheid toegeeft, iets wat ik
dus net ook gedaan heb, en ten tweede dat Jezus, de Mens onder de mensen, zich
op aarde niet gedroeg als een supermens die niemand anders nodig had. Hij
vraagt iemand anders, die vrouw, om hem water te geven.
Twee lessen voor onze maatschappij vol opgejaagde, autonome mensen: Neem af en toe rust en realiseer dat autonomie niet het hoogste goed is. Ieder mens is afhankelijk van andere mensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten