maandag 14 november 2022

Paula

 

Het was midden in de nacht en de kerkklok sloeg twee. Paula werd wakker of was ze al wakker? Ze telde mee: één, twee, en stelde opgelucht vast dat het bij twee bleef. In andere nachten nestelde ze zich dan opnieuw onder de dekens. maar deze nacht was anders. In plaats van zich om te draaien voelde ze een enorm verlangen om op te staan. Het was alsof de volle maan, die door een kier in de gordijnen op haar neerkeek, die drang versterkte. Met een vaart, die haarzelf overrompelde, sprong ze zo hard uit bed dat ze er met een plof naast terecht kwam. Ze was nu een oude dame, maar ook als klein meisje was ze nooit lenig geweest

Het enig lenige van haar lichaam waren haar handen, haar trots. Achter een vleugel heeft een pianiste ook niet meer nodig. Nu was ze als de eerste de beste ballerina uit bed gesprongen. Nog verdwaasd van die sprong probeerde ze te, tevergeefs, op te gaan staan. Dat kwam ervan als je op haar leeftijd zulke capriolen uithaalde. Met haar handen probeerde ze zich aan het bed op te trekken. Maar haar vingers werkten niet mee. Er ging geen dag voorbij dat ze haar vingervlugheid oefende. Wat was er met haar handen gebeurd? Ze kon het in het halfdonker niet zien maar haar handen voelden meer op vormeloze stompen dan op handen.

Het meest vreemde was die drang naar buiten te willen gaan. Maar hoe? Het lukte niet om te gaan staan, laat staan te lopen.  Dan maar kruipen, net zoals Paultje, bedacht ze. Paultje was haar kleinzoon. Ze boog zich voorover en zette de twee stompen plat op de vloer. Het optrekken van haar rug ging gemakkelijk. Nu de knieën naar binnen trekken en kruipen maar. Paultje zou haar eens moeten zien in het holst van de nacht. Maar in plaats van te kruipen gingen haar benen rechtop staan. Als in een reflex deden haar armen precies hetzelfde en voor ze er erg in had liep ze in een sneltreinvaart op handen en voeten naar de deur die op een kiertje stond. Ze moest en zou naar buiten. Voor de voordeur stond ze stil. Die deur zat op slot. Het buitenavontuur zou hier eindigen. Maar opeens zag ze dat het kleine raampje rechtsboven naast de deur een beetje open stond. Dat liet ze wel vaker  s’ nachts openstaan, zelfs een kind zou zich daar niet door heen kunnen murwen.

Buiten was het gaan regenen, ze rook de natte herfstbladeren en ze stopte met denken. De sprong die ze naar het kleine vensterbankje voor het raampje maakte was zo groot dat ze er bijna afviel maar ze bleef, wiebelend, staan. Ze duwde haar hoofd door de nauwe opening en de geur van de herfstbladeren was zo uitnodigend dat ze met een souplesse die wel aangeboren leek er door heen kroop. Voor dat ze het wist stond ze met een hoge rug en op hoge pootjes op het vensterbankje aan de buitenkant. Nu nog maar één grote sprong naar beneden en haar nachtwandeling kon beginnen… 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten