‘Oma,
dit vind ik een leuk spel, zullen we even een potje doen?’, vraagt Anne onze
kleindochter. Ik ben niet van de spelletjes en al helemaal niet van ‘Mens erger
je niet’, maar oma’s en kleindochters hebben een unieke relatie. Met hen doe ik
dingen die ik als mama bijna nooit deed, van hen verdraag ik oneindig veel meer
en aan hen erger ik me vrijwel nooit. En dat terwijl ik heus een expert in me
ergeren ben. Mijn man kan daar van meepraten. Bij ‘Mens erger je niet’ mag je
je niet ergeren als een medespeler jou met zijn pion van het bord vaagt. Dit
gaat een beproeving worden. Als we onze kleur hebben gekozen en begonnen zijn gniffelt Anne na een paar minuten: ‘Aha oma,
je gaat eraan, je moet voortaan een blauwe pion kiezen, blauw wint altijd’.
Besmuikt kijk ik toe. Omdat Anne een kleindochter is erger ik me maar een heel
klein beetje.
Het
tegenovergestelde van je aan iemand ergeren is iemand het goede gunnen. ‘Die gunt iemand het licht in de ogen niet’,
is de uitdrukking. Gun ik mensen aan wie ik me erger het licht in de ogen niet?
‘Oma, opletten’, roept Anne. Zij weet niet dat mijn gedachten van het bord zijn
afgedwaald. Meer dan zestig jaar geleden kreeg ik het licht in mijn ogen. Na
een paar jaar moest ik dat delen met vier zusjes. Het ergeren begon al vroeg
want ik voelde me altijd van mijn plaats gezet als een zusje iets presteerde
wat mij niet lukte. Als enig kind ben je maar goed af, dacht ik, dan hoef je je
plaatsje nooit met iemand te delen. Anne en ik spelen door. Als ik mijn gele
pion over het bord schuif is het opeens mijn beurt om haar van het bord te
spelen. Triomfantelijk kijk ik naar haar, hoe zal ze hierop reageren? En dan
krijg ik een hele onverwachte blik terug. ‘Oma, kijk, je wordt beter’, roept ze
stralend: ’Ik wist het, jij kunt het, ook al ben je oud’.
‘Erger u niet, maar verwonder u’, staat in ons dorp op een huis. Elke keer als ik er langs rijd vraag ik me af hoe ik dat in de vredesnaam voor elkaar zou kunnen krijgen. Vandaag doet Anne het me voor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten