Vorige
week maandag arriveerden we dan toch eindelijk in Kenia. Blij en opgelucht want
ook deze keer was er een hindernis geweest: de lekke band van onze auto een
paar honderd van ons huis. We waren net met koffers en al in gestapt om naar het
station te rijden. Het gebeurde vlak voor het huis van een vriend die naar
buiten rende toen hij zag wat er gebeurde: ‘Stap maar gauw met jullie koffers
in mijn auto, jullie móeten naar Kenia’. We haalden de trein naar Schiphol en
ook het vliegtuig naar Kenia en landden de volgende dag 's middags op het
vliegveld in Mombassa. Daar wachtte onze taxi en anderhalf uur later kwamen we
op de plaats van bestemming in Ukunda aan. Achterin de taxi was ik oren en ogen
tekort gekomen. Wat te denken van ‘Pas op, overstekende kamelen’, kris
kras rijdende tuk tuks (bromfiets rick shaws), passagier busjes in fel
beschilderde kleuren en overal prachtig geklede Afrikaanse vrouwen. Het voelde
als een ‘trip down to memory lane’.
Maar
een paar dagen later had zich een ander gevoel van mij meester gemaakt. Een
ongemakkelijk gevoel. Een gevoel dat ik helemaal niet kende van de jaren die wij
in Nairobi woonden. Ik begon te beseffen dat iedereen mij hier alleen ziet als
een mzungu* bij wie je je hand mag ophouden. Het feit dat ik meer dan tien jaar in Kenia woonde valt nergens uit op te maken: ik
heb de verkeerde kleur en spreek maar een klein mondje Swahili. In Nairobi hebben
we een aantal Keniaanse vrienden voor wie het verschil tussen zwart en wit niks
uitmaakt, maar Nairobi is ver van hier.
En
toen kwam de omme slag, op een manier die ik van tevoren nooit had kunnen
bedenken. Aan de kant van de weg, vlak voor een souvenir stalletje, struikelde
ik over iets, viel achterover op de grond en kon niet meer overeind komen. Bernard
en de eigenaar van het stalletje trokken me omhoog en zetten me op een stoel. Ik
voelde me misselijk van de pijn en dat was van mijn gezicht af te lezen want de
koopman pakte subiet een ketting van zijn plank die hij in mijn hand duwde: ‘Oh
pole sana* mama, you get this one for free from me’. De rollen waren omgedraaid.
Op weg naar het ziekenhuis vroegen mensen die zagen dat ik verbeten mijn hand
omhoog hield: ‘What happened with your hand mama?’ En in de wachtkamer van het ziekenhuis
was ik gewoon een van alle andere mensen die op behandeling wachten.
Nu
loop ik al dagen met mijn gebroken pols in knalgroen gips en een arm in een
mitella. Dat knal groene gips heeft de wandelende geldautomaat in een echt mens
veranderd. En dat voelt vizuri sane.*
* blanke
* het spijt me zo
* heel goed
Geen opmerkingen:
Een reactie posten