Van
één ding ben je zeker als je in Friesland woont: het is er bijna nooit
windstil. Om die reden is Friesland dé zeil-provincie bij uitstek. Wij wonen nu
vlak bij het Bergumermeer. (Inderdaad, van de BM’er, de zeilboot die begin twintigste
eeuw ontworpen werd door kapper Hendrik Bulthuis uit Bergum. De naam van het
aquaduct over het Prinses Margriet Kanaal verwijst naar hem, ere wie ere
toekomt.) April is de maand waar het zeilseizoen opent en zeilscholen rond het
Bergumermeer hopen op veel leerlingen. Voor mijzelf is dit alleen maar theorie,
want de eerste keer dat ik samen met mijn kersverse vriend Bernard Terlouw in
een Valk het Sneekermeer opging was tegelijk de laatste. Midden op het meer
brak namelijk de stag en konden we het zeil niet meer hijsen. Dankzij de hulp van een
aardige Duitser kwamen we uiteindelijk toch nog aan wal.
Ik kan me nog levendig herinneren dat Bernard van te voren heel
enthousiast was: “De wind is goed, niet te hard, niet te zacht, echt mooi
windje voor een beginner.” En eigenlijk best sneu voor hem dat ik zelfs niet
een beginner ben geworden. Mij krijgen ze niet meer in een zeilboot. Waarom dan
toch een heel blog over de wind en de zeilen? Omdat ik afgelopen week in
Handelingen 1:4 de laatst opdracht las die Jezus aan zijn leerlingen gaf. Hele
merkwaardige opdracht: ”Jullie mogen
Jeruzalem niet verlaten maar moeten blijven wachten op de Heilige Geest.”
Ze zouden net zo lang moeten wachten tot ze die Geest letterlijk om hun oren
voelden waaien. En dan zou het, gedreven door die goddelijke wind, bijna
vanzelf gaan. Zeilers weten dat ze aan de kant moeten blijven als het windstil
is, discipelen zouden daar een voorbeeld aan moeten nemen. Ik dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten