Jaren
geleden deed een oude predikant de ronde in zijn gemeente. Hij kende iedereen:
de vromen, de minder vromen, de randkerkelijken, oud en jong. Zijn eerste
bezoek was bij een oude vrouw. Zeer vroom, miste nooit de kerkgang, deed altijd
ruim in de collectezak. Ze schonk de dominee een kopje koffie in, ging zitten
en stak van wal: ”Dominee, er moet mij iets van het hart, ik ben toch zo
verschrikkelijk zondig.” Ze nipte aan haar kopje en keek hem aan met een
bedeesde blik. Hij raakte de koffie niet aan, ging staan en knikte eenstemmig:
”Ja, dat heb ik ook gehoord.” Waarop zij bijna haar kopje omgooide en met
nauwelijks genoeg adem fluisterde: ”O ja? Van wie??”
“Zonde” is een woord dat
thuishoort in een gedegen preek. In het gewone leven gebruiken we het als er
een kopje stukvalt: “Zonde!” Die oude vrouw was in theorie graag heel zondig. Om
als grote zondares bij iedereen te boek te staan was een heel ander verhaal. Maar
laat dat nu het verhaal van de bijbel zijn. Die dominee kende zijn bijbel. Hij
had het niet van een gemeentelid gehoord, maar wel van Paulus: ”Want álle mensen doen verkeerde dingen en
daardoor leeft niemand dicht bij God.” Alle mensen in de wereld zijn als
stukgevallen kopjes. Niemand voldoet aan het prachtige oorspronkelijke plan van
God met de mensheid. Jammer. Heel jammer. Maar Paulus gaat verder: ”Maar God vergeeft de zonden van iedereen
die gelooft in Jezus Christus. Zo goed wil God voor ons zijn.” (Romeinen 3)
Daarom
mag niemand meer prat gaan op zijn ‘grote zonden’ en moeten we ophouden kwade
geruchten over elkaar (s zonden) te verspreiden. Het is namelijk pas echt zonde
-heel jammer- wanneer Jezus Christus, onze Grote Verlosser niet alle eer en
dankbaarheid krijgt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten