maandag 22 maart 2021

Zondebesef

 

Ik ben opgevoed met veel zondebesef.

In de tweede klas in Nunspeet leerde ik dit versje van Juffrouw Horseling:

‘Heer, toon mij uw gena-a-ade, straf mij niet naar mijn daden, ik was in kwaad verblind. Komt mij uw hand kastijden, sla mij met medelijden, als uw weerspannig kind’.

Het drong diep tot mij door: ik was een zondig kind dat vroeg of laat de mist inging. ’s Avonds in bed overdacht ik de dag en ik vond altijd wel iets dat ik moest belijden. ‘Sla mij met medelijden.’ Ik sloop naar beneden en bleef voor de kamerdeur staan. Ik hoorde mijn ouders praten en lachen en als het even stil werd klopte ik aan om mijn zonde van de dag te belijden. Dat luchtte op. En tevreden ging ik weer slapen. Biechten kreeg ik met de paplepel ingegoten. Mijn vader, de dominee, las elke zondag de Tien Geboden in de kerk en bij het laatste gebod ‘Gij zult niet begeren’ kreeg ik het benauwd. Want ik begeerde veel. Ik voelde me zondig omdat ik niet deed wat Gods geboden eist.

Toen ik ouder werd en een puber veranderde er iets. Ik zat in de kerk en dacht: Geloven al deze mensen dit allemaal? En belijden zij ook steeds weer hun zonden? Bestaat daar het christen zijn uit? Toen las ik in 1 Johannes 3:6 “Ieder die in Jezus blijft zondigt niet”. Die zin bleef haken. Jezus stierf niet alleen voor mijn zonden, Hij leeft om mij te helpen. Ik hoef niet te zondigen. Daarvoor kwam Hij op aarde. ‘Dank U Heer voor uw genade. Ik verlang niets anders dan te leven tot uw eer.’ Dit is mijn nieuwe lied geworden.

Ik geloof dat Jezus eens en voor altijd de straf voor de zonde van de hele wereld droeg. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten