Het
is elf uur en we zitten bij de televisie voor de beëdiging van het nieuwe
kabinet, Rutte 4. ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’, grijns ik naar
Bernard. Ik ben benieuwd hoeveel nieuwe ministers en staatssecretarissen dit
zullen uitspreken. Zo mogen zelf kiezen of ze God bij hun jawoord betrekken of
alleen ‘dat verklaar en beloof ik’ uitspreken. Ik kan het niet nalaten om te
tellen hoeveel nieuwe ministers God bij name noemen. Ik kom tot zes. ‘Minister
Kaag ook en dat terwijl ze van D66 is’, hoor ik later een verbaasde journalist
zeggen. De koning wenst alle genodigden ‘veel wijsheid en gezondheid toe bij
het uitvoeren van hun zware ambt’. Wijsheid en gezondheid zullen ze zeker nodig
hebben. Ik zou niet graag in de schoenen van één van hen staan. Om een heel
land onder je verantwoordelijkheid te hebben lijkt mij loodzwaar, helemaal in een
tijd waar mensen maar weinig respect voor de overheid hebben.
De ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’-uitsprekers hebben bij mij als gelovige een streepje voor. Ik denk altijd bij zo iemand: die heeft respect voor God. Maar zit em dat in het uitspreken van de naam van God? Jezus heeft gezegd: ’Niet iedereen die Heer, Heer tegen mij zegt, zal het Koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader.’ (Mattheüs 7:21) ‘Handelen naar de wil van mijn hemelse Vader’: hoe is iemands doen en laten? Hoe gedraagt iemand zich? Uit de hoogte of dienend? Bereid om de tweede mijl te gaan of de kantjes er aflopend? Met respect voor collega’s of betweterig? Vriendelijk en opbouwend of haatdragend en afbrekend? Al peinzende neem ik een Nieuwjaars besluit: regelmatig voor hen te bidden: dat God elk van hen de kracht mag geven om zijn wil te doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten