maandag 3 januari 2022

Kleinkinderen

 

‘Nee, ik wil niet naar de speeltuin, dat is voor kleine kinderen’, Nynke van zeven trekt haar neus op. ’Speeltuin, ja!’, Anne is al bij de kapstok om haar jas te halen. En ik denk: even naar buiten met die meisjes, een frisse neus halen. Zo denk je als je drie-en zestig bent.

Speeltuin is een groot woord voor het stukje weiland met een hek eromheen, maar Anne ziet in één oogopslag de grote nestschommel. ‘Die hebben we ook op school oma’, zegt Nynke. Het klinkt als ‘niks bijzonders aan’. Anne zit nog maar een jaar op de basisschool en zij heeft nog lang niet genoeg van nestschommels. Ze rent erheen en haalt er allerlei acrobatische kunststukjes op uit: wijdbeens, zittend, half hangend aan de touwen. ‘Voorzichtig’, roep ik om de minuut. Ik kan het bijna niet aanzien.

Nynke verkent intussen de speeltuin en loopt nog steeds een beetje sip rond. Speeltuinen zijn boven haar waardigheid als zevenjarige. Maar dan ontdekt ze een grote plas water onder aan de glijbaan. ‘Er niet afglijden hoor, je hebt geen laarzen aan’, roep ik. Maar Nynke staat al boven aan de glijbaan. ‘Ik spring er wel op tijd af hoor’. Heel behendig springt ze over de waterplas heen en dan roept ze: ’Dit is ons meer, en we gaan er een eilandje in maken, Anne doe je mee?’ Op hun hurken in de modder maken ze met hun handjes grote modderballen die ze in het midden van de waterplas gooien. ‘Dit is echt leuk oma’, grijnst Nynke. Na een half uur is mijn neus fris genoeg: ’Ik wil naar huis kids’, zeg ik. ‘Nee oma, we willen hier blijven, het eiland is nog lang niet af.

Het is 2 januari 2002, een nieuw jaar ligt voor ons, vandaag is een veelbelovend begin.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten