Toen
mijn vader in Nunspeet predikant was kregen we buren die ‘notabene met Pasen
eieren zochten in de tuin’, mijn moeder sprak het vol afgrijzen uit: ’Want dat
heeft toch helemaal niks met Pasen te maken?’ Het leek mij wel spannend: eieren
zoeken in de tuin. Pasen was weliswaar een blij feest na de Lijdensweek en
Goede Vrijdag maar die blijdschap ging alleen over Jezus, die voor onze zonden is
gekruisigd en opgestaan. Voor mensen die niks met de kerk hebben is Pasen niet
meer dan het vieren van het einde van de winter: eindelijk is het dan toch
lente, eindelijk komen er blaadjes aan de bomen, eindelijk is het gedaan met de
vrieskou en mogen we weer naar buiten.
Maar
staat het vieren van het einde van de winter en het begin van de zomer echt zo
ver af van het vieren van de opstanding van Jezus uit de dood? De Engelse C.S.
Lewis brengt ‘het wereldse en het christelijke Pasen’ heel dicht bij elkaar in
zijn Narnia boeken. Daar beschrijft hij dat door toedoen van de ijskoningin het
nooit meer zomer wordt op de aarde. Dat het altijd winter blijft en iedereen in
de kou in zijn eigen hol moet leven. Maar dan komt er goede tijding: de
ijskoningin, die alles in haar greep heeft, zal van haar troon verdreven
worden, er zal een nieuwe koning op de aarde komen, het zal weer lente en zelfs
zomer worden! De nieuwe koning, de sterke leeuw Aslan, moet daarvoor het offer
van zijn eigen leven geven. Als de ijskoningin opgelucht denkt dat ze van Aslan
af is blijkt het tegendeel: overal begint het ijs te smelten en wordt het
lente.
Aslan-Jezus overwon, dwars door lijden en sterven heen. En iedereen mag, verlost van de winter, van de zomer genieten!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten