Opgelucht
stapte ik over de weg op zondag 1 januari. Het was koud, winderig en nat maar
ik had ongelooflijk behoefte aan een frisse neus. Op 31 december zet ik
namelijk nooit een voet buiten de deur want ik ben zo iemand die bang is voor vuurwerk. Dat had ik als klein
meisje al. En zoals honden het ruiken als iemand bang voor ze is zo roken de
kleine jongetjes in mijn omgeving mijn vuurwerkangst: zodra ik ergens verscheen
vlogen de knallende rotjes me om de oren.
Eigenaardig is dat: op 31 december is
het drukte alom op straat en in de winkels, op 1 januari loopt er geen kip.
Alleen ik dus, vanbinnen vergenoegd en blij dat het weer voorbij was. In de
verte zag ik een man zijn stoepje schoonvegen. “Nou, lekker opruimen die troep
he?”, knikte ik hem toe. “Ja, het geeft troep maar in de Westereen maken ze
mooi vuurwerk toch?” Ik zag dat hij een loftuiting verwachtte maar hij was bij
mij aan het verkeerde adres. “Nou, dat carbidschieten was nieuw voor me, maar
mooi zou ik het niet noemen, het leken wel kanonschoten.” Het klonk afkeurend want
ik kon er werkelijk niets moois over bedenken.
Tot mijn stomme verbazing liet
hij mij amper uitpraten: ”Carbidschieten is juist het allermooiste, die harde
knallen geven helemaal aan waarom het gaat!” “Hoe bedoel je”?”, stotterde ik. “Nou,
je knalt het oude jaar vol moeilijke dingen van je af, en dat moet ook anders
kun je niet met een schone lei opnieuw beginnen. Hoe harder de knallen, hoe
meer je beseft dat dit jaar voorbij is en het gelukkig nooit weer terugkomt.
Met een hele nieuwe visie op vuurwerk liep ik terug naar huis….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten