Mensen
die mij wat langer kennen (al is het alleen maar van Facebook) weten dat
tuinieren mijn hobby is. Mooiere zomer in Nederland dan dit jaar kan ik me dan
ook niet herinneren: Al vanaf mei staan er elke dag verse bloemen in onze
woonkamer.
Afgelopen zaterdag kreeg ik hulp van een ‘echte’ tuinman. Een
“Westereender-met-pensioen-en-dus-drukker-dan-ooit” was zo goed om een paar
uurtjes voor onze tuin vrij te maken. Drie grote potten met Agapanthus heeft
hij in de vaste grond geplaatst. Daarvoor was stevig omspitwerk van het gazon
nodig. Ik stond erbij, keek ernaar en luisterde naar al zijn aanwijzingen. Zijn
eigen tuin is een waar lusthof met wel tien verschillende soorten Dahlia’s die
hij allemaal bij naam kent en ook uit elkaar houdt. Ik voel me altijd een
simpele beginneling in zijn buurt.
God
heeft ook iets met tuinen: in Genesis 3 staat dat “Hij in de avondkoelte in de
hof (van Eden) wandelde” en in Johannes 20 ziet Maria Jezus staan maar denkt ze
dat Hij de tuinman is. (Leek Hij daar een beetje op?) “Ik ben de Ware
Wijnstok”, sprak Jezus, “en mijn Vader is de Landman.” Jezus gebruikt dus zelf
het beeld van God als de Grote Tuinman.
Van die Grote Tuinman leerde ik in onze
tuin drie dingen. (Meer gaat ongetwijfeld komen):
- Geduld. Groei is iets dat heel langzaam gaat.
Langzaam maar zeker.
- Anti racisme. Bloemen zijn er in zoveel
verschillende kleuren en maten dat vergelijking van de ene bloem met de andere
nergens op slaat. Iedere bloem is uniek in zijn eigen soort.
- Snoei. Hoe meer ik in mijn tuin snoei en
wegknip, des te meer er gaat groeien en bloeien. Snoei is in feite noodzakelijk
voor uitbundige bloei.
Voor
elke wijze les van de tuin houd ik me aanbevolen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten