Ik
geef hem het voordeel van de twijfel, dacht
Simon, en daarom nodig ik hem uit. Hij zou zelf alleen maar opletten en
luisteren. Niemand zou hem verdenken van ook maar een spoortje geloof.
De eerste
gasten kwamen binnen en Simon wees de ligplaatsen aan. Toen Jezus arriveerde ging
zijn hart zo hard tekeer dat het bijna te horen was. De maaltijd begon en
opeens ontwaarde hij achter Jezus een vrouw die hij niet uitgenodigd had. Hij zag
haar gezicht niet want haar lange haar hing ervoor. Wie was dat? Langzaam drong
zich een doordringende geur aan hem op. Was dat mirre? Hij zag sommige gasten
hun wenkbrauwen optrekken. Mirre was niet om te eten, mirre was van vrouwen van
lichte zeden. Het kon toch niet dat? Nog een blik in haar richting en zijn
angst werd bevestigd. Met open mond keek iedereen nu naar Jezus en de vrouw.
“Simon,
ik wil iets tegen je zeggen”, doorbrak Jezus de stilte. Iets zeggen tegen hem?
Hij zou haar weg moeten sturen. “Zeg het meester”, smekend keek hij Jezus aan.
“Zie je deze vrouw?”, Jezus stopte even, “jij bent de gastheer maar zij heeft
mij verzorgd met tranen, kussen en mirre.” Was het nu echt nodig om hem zo voor
gek te zetten? Hij zag de vrouw opstaan. Ook Jezus ging staan en zei: “Ik zeg jullie:
alle zonden van deze vrouw zijn vergeven want ze heeft heel veel voor Mij
gedaan.” Een paar gasten stonden op en
gingen weg zonder de gastheer te groeten. En Simon wist dat zijn vonnis was
getekend. Door die vrouw en door Jezus, dacht hij.
Zachtjes zei Jezus tegen haar:
”Het enige wat ik van een mens verlang is geloof in Mij en jij hebt dat laten
zien deze avond.”
vrij naar
Lucas 7:36-50
Geen opmerkingen:
Een reactie posten