maandag 10 oktober 2022

Gedicht

 

Onze straat stinkt

 

naar zwarte uitlaatgassen die toeterende matatu’s uitblazen

zonder rekening te houden met de witte schone bloesjes

van schoolmeisjes die er lachend uitspringen vlak voor onze poort

De maisverkoopsters kijken niet op van hun houtskoolbranders

maar pellen rustig kolf na kolf van de berg mais naast hen

voordat ze de mais in stukjes snijden en roosteren

Aan het einde van de middag vertonen de gestreken schone bloesjes

vlekken en kreukels maar het deert de maisverkoopsters niet

want zij zien uit naar kleine handjes met 5 shilling

naar hen uitgestrekt voor een geroosterd stukje mais

 

De matatu’s trekken op voor onze poort

Dag en nacht dringt het getoeter door

tot ver achter op onze compound

tot in onze slaapkamer

Het geluid is vertrouwder dan onze eigen ademhaling

Ook de uitlaatgassen weten ons huis te vinden

als zwart fijnstof dringt het door tot in alle kamers

zodat wij dagelijks beseffen

dat we in Nairobi wonen

Niet het echte Afrika volgens kenners

Wij kennen alleen dit Afrika

 

Wij houden van onze straat, van de maisverkoopsters met hun mais

van de lachende schoolmeisjes in hun gestreken witte bloesjes

Zelfs van de bont beschilderde busjes met hun getoeter

Op een dag lopen er magere koeien langs onze poort

de honger in hun uitgeteerde lijven heeft hen naar de stad gedreven

in de hoop sprietjes gras langs de weg vinden

Wij houden onze adem in

zelfs de matatu’s zijn even stil

Het echte Afrika sjokt langzaam voort


Geen opmerkingen:

Een reactie posten