maandag 31 oktober 2022

Siësta

Op het gymnasium in Hoogeveen bereidden we ons  een jaar lang voor op de klasse reis naar Rome. ‘Daar gaan jullie de antieke oudheid met eigen ogen zien’, zei Oudman, de leraar Grieks. Daar ga ik zelf meemaken hoe het is om elke dag zonder jas buiten te lopen, dacht ik.

In Rome verbleven we in pension Alba aan de Piazza Navona. Oudman zei: ‘s ’Ochtends werken we de lijst van bezienswaardigheden af, ’s middags houden we siësta en ’s avonds komen we weer samen.’ ‘Wat is siësta mijnheer?’, vroeg een jongen. Iedereen lachte hem uit maar Oudman lachte niet mee: ‘Siësta is het middagdutje dat alle Italianen doen, maar als jullie je daar te groot voor voelen houd ik je niet tegen.’

De eerste drie dagen in Rome waren we ’s middags zo moe dat we niets anders konden dan uitrusten. Op de vierde dag keek ik ’s middags door het raam van het pension naar de strakblauwe lucht en dacht: in Hoogeveen is het blauw absoluut van een andere orde dan hier. Dat blauw lokte me naar buiten. ‘Ik wil helemaal  geen siësta houden’, zei ik tegen mijn vriendinnen. Zij waren het met me eens en in onze zomerjurken met blote mouwen maakten we ons klaar voor een middagwandeling door de straten van Rome. In de gang kwamen we Oudman tegen. ‘Waar gaat dat heen dames?’ ‘We gaan wandelen mijnheer’, we zagen dat hij naar onze blote schouders keek, die waren niet toegestaan geweest in de kerken die we als klas hadden bekeken. ‘Nou, veel plezier’, zei hij voordat hij zijn kamer binnenstapte.

We openden de voordeur van pension Alba en liepen de Piazza Navona op. Dat leek, op een enkele wandelaar na, uitgestorven. De enige die er ruim spel had was de zon, het hele plein was zonovergoten, alleen vlak langs de huizen was een beetje schaduw. De enkele wandelaars liepen juist daar. Ik gooide mijn armen in de lucht en riep: ‘Rome, here we are, helemaal uit Hoogeveen waar de zon nooit en te nimmer zo schijnt als hier.’ We liepen een kwartiertje in de zon en ik merkte dat mijn oksels klam werden. Janneke wreef over haar hoofd en Anna zei: ’In Rome heb je eigenlijk een zonnehoed nodig. Als we in de schaduw lopen voelt het misschien beter’ en ze voegde meteen de daad bij het woord. In Hoogeveen keek ik altijd de lente bijna uit de grond, ik haat winters, dus ik bleef, als enige, in de zon lopen. ’Gaat het Margriet?’, riepen de anderen, toen ik even stilstond en mijn voorhoofd vasthield. Dat hoofd bonsde, mijn handen zweetten en ik plofte neer in het gele droge gras langs de weg. ‘Ik ben helemaal op’, zei ik zachtjes. Ik gloeide over mijn hele lichaam alsof ik koorts had en in mijn hoofd voelde ik een harde steek. Was dat een zonnesteek? Het blauwe van de lucht  dat eerst zo uitnodigend was leek te fluisteren: ga terug, gedraag je als een Italiaan, ga siësta houden…   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten