‘Kende
je die mensen?’ Bernard en ik liepen het kerkpad af, we kwamen uit de kerk in
Broeksterwoude waar een collega van Bernard preekte. Naast elkaar hadden we in
de kerk gezeten. Dat gebeurt niet vaak want meestal zit ik tussen de gemeenteleden
en staat hij op de preekstoel. Deze keer was anders. In elk opzicht. Een
gemeente waar we niemand kenden, alleen de voorganger was een bekende. Ik liep na
afloop druk pratende met de vrouw die voor me zat de kerk uit en ons gesprek
had Bernards’ nieuwsgierigheid gewekt. Maar ook de vrouw voor me was een
onbekende voor me geweest. Ik had haar nooit eerder gezien, maar toch. Na één
uurtje in die kerk had ik het gevoel dat ik haar heel goed kende.
Ik schatte
haar een jaar of vijf- en veertig, slank postuur, zwart haar in een korte
moderne coupe. Links van haar zat een jonge vrouw, en rechts twee ander jonge
vrouwen. Verder was de rij voor ons helemaal leeg dus ik bleef hen vieren
observeren. De jonge vrouw aan de linkerkant kwebbelde aan één stuk door met
haar moeder. Die conclusie had ik al snel getrokken: dit was een moeder met
drie dochters. Alle drie lange haren, beetje opgestoken en fijne besneden gezichtjes
die een beetje op elkaar leken maar toch ook weer anders. De meest rechtse van het
stel ergerde zich aan het gekwebbel van de zus links van haar moeder, ik
proefde het, ik herkende het. Ik was zelf zo’n kwebbelkont.
‘Zijn dat je
dochters?’, vroeg ik aan de vrouw met het mooie zwarte kapsel. Haar ‘jazeker’ galmde als een blije kreet door
die kerk. En wij raakten in gesprek over moeders en dochters en alle perikelen
die dat met zich meebrengt. Ik zelf ben de oudste van vijf zussen...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten